Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0729/SGA, 18 april 2018, schorsing
Uitspraakdatum:18-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer:              18/729/SGA

Betreft: [verzoeker]                                                                                                         datum: 18 april 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein van

13 april 2018, inhoudende de degradatie naar het basisprogramma per 13 april 2018.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 april 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van p.i. Nieuwegein van 16 april 2018 en de inlichtingen van de directeur van p.i. Lelystad van 17 april 2018. 

1.            De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.

Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De voorzitter overweegt dat uitsluitend de directeur van de inrichting waar verzoeker op dat moment verblijft bevoegd is tot het nemen van een degradatiebesluit. In dit geval is dat dan ook niet de directeur van p.i. Nieuwegein, maar de directeur van p.i. Lelystad.

De voorzitter merkt op dat de directeur van p.i. Lelystad heeft aangegeven de overwegingen van de directeur van p.i. Nieuwegein voldoende reden te vinden om deze beslissing over te nemen en uit te voeren. Uit diens inlichtingen blijkt overigens niet of de directeur van

p.i. Lelystad nu ook zelf en op basis van een eigen en als zodanig aan verzoeker kenbaar gemaakte belangenafweging een beslissing tot degradatie heeft genomen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zou een separaat degradatiebesluit van de directeur van p.i. Lelystad echter hoe dan ook niets afdoen aan het feit dat de beslissing waarvan nu schorsing wordt gevraagd niet door de daartoe bevoegde directeur genomen is, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2.            De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 18 april 2018.

                                                             

                           

 

secretaris                                                                          voorzitter

 

Naar boven