Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/363/SGA, 20 februari 2018, schorsing
Uitspraakdatum:20-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/363/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 20 februari 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door mr. T.W. Gijsberts, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 13 februari 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf voor de duur van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 13 februari 2018 om 11:00 uur tot 23 februari 2018 11:00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 februari 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 februari 2018.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat het verslag binnen 24 uur werd afgehandeld, maar de schriftelijk mededeling van de opgelegde straf werd per abuis niet aan verzoeker uitgereikt. Deze werd op de deur van de afzonderingscel geplakt. Verzoeker ontving de schriftelijke mededeling pas later. Op grond van artikel 58, eerste lid van de Pbw, moet de schriftelijke mededeling van de oplegging van een disciplinaire straf onverwijld aan de gedetineerde worden uitgereikt. Uit vaste rechtspraak volgt dat met onverwijld bedoeld wordt, binnen 24 uur. In het geval van verzoeker, gebeurde dat dus niet. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die het buiten die termijn uitreiken van de schriftelijke mededeling kunnen rechtvaardigen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet dan ook worden geoordeeld dat niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 58, eerste lid van de Pbw en dat het verzoek om die reden voor toewijzing in aanmerking komt.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur.

Aldus gedaan door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 20 februari 2018

 

                  

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven