Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0687/GA, 17 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/687/GA

betreft: [...] datum: 17 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 maart 2003 (waarop niet is aangegeven wanneer deze is verzonden) van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de wijze waarop in de inrichting een urinecontrole plaatsvindt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De wijze waarop urinecontrole plaatsvindt verschilt volgens klager per inrichting. Bij de urinecontrole wordt totaal geen rekeninggehouden met de religieuze overtuiging van de gecontroleerde. Klagers geloofsovertuiging brengt mee dat het is verboden zich geheel te ontkleden zonder afscherming tegen ‘vreemde blikken’. Dit zou echter kunnen worden opgelost doorbijvoorbeeld het aanreiken van een handdoek. Ook andere oplossingen zijn volgens klager mogelijk.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts merkt de directeur op dat ter voorkoming van manipulatie met urine onderzoek aan het lichaam of aan de kleding plaatsvindt conform artikel 29 Pbw.Vervolgens wordt urine afgenomen conform de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (Regeling van de Minister van Justitie van 2 juni 1999, nr. 726428/98/DJI).

3. De beoordeling
Artikel 30, eerste lid, Pbw bepaalt dat de directeur, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel in verband met de beslissing tot plaatsing of overplaatsing dan welin verband met de verlening van verlof, een gedetineerde kan verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. In het tweede lid van dit artikel staat dat deMinister nadere regels stelt omtrent de wijze van uitvoering van het urineonderzoek. Bedoelde nadere regels zijn neergelegd in de Regeling van de Minister van Justitie van 2 juni 1999, nr. 726428/98/DJI (Regeling Urinecontrolepenitentiaire inrichtingen). In artikel 3, derde lid, van deze regeling is bepaald dat de gedetineerde urineert onder direct visueel toezicht van een ambtenaar of medewerker in een daartoe aan hem verstrekte opvangbeker. Klagersberoep is gericht tegen dit voorschrift. De Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen is echter een binnen de inrichting geldende algemeen voorschrift waar op grond van artikel 60, eerste lid, Pbw geen beklag open staat.
De beroepscommissie komt derhalve tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede geldt nog het volgende. Voorzover het beklag zou beogen op te komen tegen de concrete uitvoering van een urinecontrole op of kort voor 31 januari 2003 is het wel ontvankelijk, maar ongegrond. Er is immers slechtsuitvoering gegeven aan voormelde Regeling en van enige strijd met de wet is geen sprake.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 17 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven