Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0758/SGA, 20 april 2018, schorsing
Uitspraakdatum:20-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 18/758/SGA

Betreft : [Verzoeker]   datum: 20 april 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex Zaanstad.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 16 februari 2018, inhoudende het verplichten van verzoeker tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 12 maart 2018, door de Raad ontvangen op 14 maart 2018, dat als beroepschrift is aangemerkt, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 april 2018.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt vast dat verzoeker eerst op 12 maart 2018 een beroepschrift heeft ingediend tegen bovengenoemde beslissing van 16 februari 2018. Dit beroepschrift is op 14 maart 2018 door de Raad ontvangen. Het beroepschrift wordt, gelet op het bepaalde in artikel 73, tweede lid, van de Pbw, ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt. De voorzitter constateert dan ook dat te verwachten is dat verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep zal worden verklaard. Niettemin zal de voorzitter, gelet op het bepaalde in artikel 70, tweede lid, van de Pbw, het schorsingsverzoek in behandeling nemen. 

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Op basis van de inlichtingen van de directeur, waarbij adviezen van verzoekers behandelend psychiater en een onafhankelijke psychiater ten behoeve van de directeur, alsmede een uittreksel van het behandelplan zijn gevoegd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk dat een noodzaak bestaat tot het toepassen van een a-dwangbehandeling. Blijkens de stukken is verzoeker gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type, waarbij sprake is van waanideeën, hallucinatoir gedrag, neologismen, verwardheid en suïcidaliteit. Voorts is bij verzoeker sprake van een licht verstandelijke beperking. De voorzitter acht, voorlopig oordelend, aannemelijk dat verzoeker vanuit deze stoornis een gevaar veroorzaakt zoals bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, van de Pbw. Gebleken is dat minder bezwarende middelen zijn aangewend om dit gevaar af te wenden alvorens tot het toepassen van een a-dwangbehandeling is overgegaan. Verzoeker verbleef op een afdeling in het PPC met de hoogste zorgzwaarte en nam deel aan een individueel programma. Verzoeker weigert vrijwillige inname van de voorgeschreven medicatie. Voorafgaand aan de onderhavige beslissing tot toepassing van een a-dwangbehandeling is een geneeskundige behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw toegepast. Antipsychotische medicatie is effectief gebleken in het doen afnemen van het psychotisch toestandsbeeld van verzoeker en de gevaren die daaruit voortkomen. Het verzoek zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 20 april 2018.

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven