nummer: 03/381/JA
betreft: [klager] datum: 19 augustus 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 11 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], geboren [1983], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 30 januari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Hey-Acker, locatie De Leij, te Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2003, gehouden in de j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen, is gehoord klager.
De directeur van locatie De Leij heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een klager opgelegde 'time-out' wegens het tegen elkaar uitspelen van twee groepsleiders .
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zijn verklaring ter zitting is onjuist weergegeven in de uitspraak van de beklagrechter en deze had het beklag dan ook niet ongegrond moeten verklaren. Toen groepsleider [groepsleider] zonder klagers vraag -waarom hij, anders dangebruikelijk, geen Cif kreeg- te beantwoorden doorliep, stelde hij deze aan groepsleider Jeroen. [groepsleider] hoorde dat en kwalificeerde dat als tegen elkaar uitspelen van personeel. Hij heeft niet opnieuw om Cif gevraagd en isdan ook ten onrechte naar zijn kamer gestuurd. Na een kwartier had [groepsleider] met klager een gesprek en heeft erkend het verkeerd begrepen te hebben. De jeugdigen is niet medegedeeld dat Cif voortaan niet meer verstrekt zouworden. Het gaat hem om het principe.
De directeur heeft in zijn reactie op het beroep d.d. 6 maart 2003 aangegeven klager niet-ontvankelijk in het beroep te achten, nu zich dat richt tegen de beklagcommissie.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op 3 januari 2003 aan klager een opvoedkundige 'time-
out' is opgelegd wegens het tegen elkaar uitspelen van twee groepsleiders. Noch de Bjj, noch de Memorie van toelichting bij die wet noemt de 'time-out' als zodanig.
Gelet op de aard van de 'time-out' -klager is voor de duur van een kwartier uitgesloten van verblijf in de groep- dient deze te worden aangemerkt als een ordemaatregel, bedoeld in artikel 24, derde lid, Bjj in verbinding met heteerste lid van dit artikel.
Krachtens artikel 24, derde lid, Bjj kan een personeelslid de maatregel van uitsluiting van verblijf in de groep of deelname aan een of meer activiteiten voor een periode van
ten hoogste vijftien uren treffen, indien onverwijlde tenuitvoerlegging daarvan geboden is en dit in het belang van de orde en veiligheid van de inrichting dan wel de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemingnoodzakelijk is of indien dit ter bescherming van de jeugdige noodzakelijk is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op de dagrapportage van de groepsleider, die de bestreden beslissing genomen heeft, en het door klager ter zitting verklaarde, niet althans onvoldoende aannemelijk geworden datklagers gedraging (een onverwijlde tenuitvoerlegging van) de aan klager opgelegde ordemaatregel noodzakelijk maakte met het oog op één der in het eerste lid onder a en b van artikel 24 Bjj genoemde belangen. De bestreden beslissingmoet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen dan ook onredelijk en onbillijk worden geacht. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu deuitsluiting van verblijf in de groep beperkt is gebleven tot een kwartier.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 19 augustus 2003
secretaris voorzitter