Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0922/GB, 24 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/922/GB

Betreft:            […]      datum: 24 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.A.J. Goris, namen […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 mei 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 18 mei 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Op 23 april 2018 is klager opgeroepen zich op 18 mei 2018 te melden in de p.i. Almelo voor het ondergaan van 897 dagen gevangenisstraf. Op 1 mei 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 9 mei 2018 ongegrond is verklaard. In verband met de onderhavige beroepsprocedure is klager uitstel verleend tot 28 mei 2018.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het gratieverzoek d.d. 13 februari 2018 zou geen opschortende werking hebben omdat klager op 17 januari 2018 is opgeroepen voor het ondergaan van de hem opgelegde gevangenisstraf. Deze oproep heeft echter niet geleid tot executie van de straf, omdat dit medisch onverantwoord bleek. Klagers detentiegeschiktheid is ook nu nog niet onderzocht. Klager heeft gratie verzocht vanwege zijn vermoedelijke detentieongeschiktheid en omdat hij permanent zijn 95-jarige moeder verzorgt. Hij is de enige die haar ’s nachts en op bepaalde momenten overdag tot rust kan krijgen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) heeft klager op

7 maart 2018 detentiegeschikt geacht. Klager is sinds 18 mei 2016 bekend met de hem opgelegde gevangenisstraf. Hij heeft dus voldoende tijd gehad maatregelen te treffen om de gevolgen van zijn detentie te ondervangen. De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft op 17 mei 2018 aangegeven dat klager zich op 28 mei 2018 kan melden in de p.i. Almelo. De noodzaak tot tenuitvoerlegging van de 897 dagen gevangenisstraf staat voorop.

4.         De beoordeling

4.1.      De p.i. Almelo is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3.      Klager heeft – in afwachting van zijn gratieverzoek – verzocht om uitstel van zijn melddatum omdat hij vermoedt detentieongeschikt te zijn en omdat zijn 95-jarige moeder zijn zorg en steun nodig heeft.

4.4.      Ten aanzien van klagers beweerdelijke detentieongeschiktheid overweegt de beroepscommissie dat uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt dat klager door de medisch adviseur van de afdeling IMA detentiegeschikt wordt geacht. Niet is gebleken dat de selectiefunctionaris hier niet in redelijkheid van uit mocht gaan.

4.5.      Ten aanzien van de zorg voor klagers moeder overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager is sinds 18 mei 2016 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf en hij heeft op 17 januari 2018 de eerste oproep ontvangen om zich te melden. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat klager voldoende tijd heeft gehad om de gevolgen van zijn detentie te ondervangen voor wat betreft de zorg voor zijn moeder. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klager een bijzondere rol speelt in de zorg voor zijn moeder, ontbreekt enige medisch-professionele onderbouwing – bijvoorbeeld een doktersverklaring – waaruit de noodzaak van klagers aanwezigheid, die niet door professionele zorg zou kunnen worden ondervangen, kan blijken. Van enig overleg met bijvoorbeeld thuiszorg of een verzorgingstehuis is niet gebleken, terwijl dit wel op klagers weg had gelegen.

4.6.      Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit  mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 24 mei 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven