Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-113, 19 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-113

betreft: [Klager]                                  datum: 19 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Kemper, namens […], verder te noemen klager,gericht tegen een op 2 maart 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is voor klager niet alleen vanwege zijn geloofsovertuiging, maar vanzelfsprekend ook persoonlijk, noodzakelijk bij de eerste heilige communie van zijn zonen aanwezig te zijn. Het gaat om een voor klager, zijn vrouw en kinderen eenmalige en zeer belangrijke gebeurtenis in hun leven die de band tussen klager en zijn kinderen zal bevestigen en de hechting tussen hen zal versterken. Dit geldt temeer nu de kinderen van klager hem reeds lange tijd hebben moeten missen en nog zullen moeten missen, waardoor klager veel belangrijke momenten in het leven van zijn kinderen al heeft moeten missen en nog zal missen. Het betreft niet een door klager of zijn familie geplande ceremonie die op hun verzoek kan worden verplaatst of in de penitentiaire inrichting (p.i.) kan plaatsvinden. De eerste heilige communie wordt op initiatief van de kerk in overleg met school gepland op basis van de leeftijd van de kinderen. De noodzaak van klagers aanwezigheid bij de communie van zijn zonen wordt voorts onderschreven en nader toegelicht in de overgelegde brief van de pastoor van klager en zijn familie van 20 januari 2018. Klagers vrouw acht bovendien de aanwezigheid van klager bij de voorbereidingen van de communie noodzakelijk. Zij draagt de last het gezin draaiende te houden, hetgeen des te zwaarder is geworden nadat het gezin naar een veiligheidsadres aan de andere kant van het land is overgebracht. Gedurende klagers detentie hebben zich geen incidenten voorgedaan en klager heeft een enorme positieve ontwikkeling doorgemaakt in zijn persoonlijkheid en het verwerken van tegenslagen. De kans op recidive wordt door de reclassering als laag of gemiddeld ingeschat en klager staat open voor begeleiding en hulp. Klager komt nog niet in aanmerking voor regimesgebonden verlof. Incidenteel verlof is, gelet op de maximale duur daarvan, ook geen reële optie. Het gaat klager niet enkel om het bijwonen van de communie, maar ook om het bijwonen van en behulpzaam zijn bij de voorbereiding en nasleep daarvan. Klager heeft de duur van het verlof in zijn verzoek beperkt tot het noodzakelijke minimum. Hoewel strikt genomen geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), betreft dit volgens heersende jurisprudentie geen limitatieve opsomming van de gronden op basis waarvan strafonderbreking kan worden verleend. Van de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 van de Regeling is geen sprake. De afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking kan niet in stand blijven, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en ten onrechte niet is aangenomen dat van de voor toewijzing van het verzoek om strafonderbreking vereiste noodzakelijkheid sprake is.   

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De bepalingen inzake strafonderbreking zijn aanvullend van aard op de bepalingen inzake incidenteel verlof. Strafonderbreking is alleen mogelijk als de voor het bijwonen van de gebeurtenis in kwestie benodigde tijd te lang is voor incidenteel verlof, dan wel het doel van het verlof niet onder de bepalingen van het incidenteel verlof valt. Geen strafonderbreking kan worden verleend indien kan worden volstaan met regimesgebonden verlof of algemeen verlof. Zowel incidenteel verlof als strafonderbreking zien op een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de inrichting, waarbij het steeds gaat om individueel bepaalde, uitzonderlijke en vaak onverwachte gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer die een zwaarwegende reden vormen voor het verlenen van verlof en die relatief gezien steeds beperkt in aantal zijn. De toets van het verlenen van strafonderbreking is een andere dan die van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Bij het eventueel schorsen van de voorlopige hechtenis is de afweging of het persoonlijk belang van de preventief gehechte verdachte zwaarder weegt dan het (maatschappelijk) belang om de maatschappij in afwachting van een eventuele veroordeling te beschermen tegen het gevaar dat een verdachte mogelijk voor die maatschappij vormt. Hoewel het vanuit menselijk oogpunt zeer begrijpelijk is dat klager bij de communie van zijn kinderen aanwezig wenst te zijn, betreft dit een geplande ceremonie die ook op een moment had kunnen worden gepland waarop klagers aanwezigheid in het kader van een andere verlofregeling mogelijk was geweest. De aanwezigheid van klager bij de op 22 april 2018 geplande communie is voor klager, zijn familie en de pastoor weliswaar wenselijk, maar klager heeft niet aangetoond dat zijn aanwezigheid ook noodzakelijk is. De eerste communie van twee van zijn kinderen kan immers ook zonder klagers aanwezigheid doorgang vinden. Nu de noodzakelijke aanwezigheid bij de gebeurtenis in de persoonlijke sfeer als bedoeld in artikel 21 van de Regeling ontbreekt, komt klager evenmin voor strafonderbreking in aanmerking. 

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de p.i. Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat geen noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking voor het bijwonen van een communie aanwezig wordt geacht. De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft geadviseerd klager verlof te verlenen voor één dag, te weten 22 april 2018, onder de voorwaarde dat hij zijn reisdocument inlevert. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaren en zes maanden wegens een poging tot doodslag en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 13 maart 2020.

In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking van 20 tot en met 24 april 2018 teneinde de eerste heilige communie van twee van zijn zonen op 22 april 2018 te kunnen bijwonen en te kunnen helpen met de voorbereidingen en nasleep daarvan.

De beroepscommissie stelt voorop dat de in de Regeling genoemde gronden op grond waarvan strafonderbreking, dan wel incidenteel verlof kan worden verleend, niet limitatief is. Het feit dat het bijwonen van een eerste communie van een of meer kinderen van de gedetineerde niet als zodanig in de Regeling is genoemd, behoeft derhalve geen beletsel te vormen voor het verlenen van strafonderbreking of incidenteel verlof. Strafonderbreking kan alleen dan worden verleend indien sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan. Nu klager niet heeft onderbouwd waarom zijn aanwezigheid bij de voorbereiding en nasleep van de communie zou zijn vereist en waaruit de hulp die hij daarbij zou dienen te bieden, zou bestaan, is de beroepscommissie van oordeel dat klagers aanwezigheid bij de voorbereiding en nasleep van de communie niet als noodzakelijk kan worden aangemerkt. Nu in het bijwonen van de eerste heilige communie van twee van klagers zonen had kunnen worden voorzien door middel van (een verzoek tot) toekenning van incidenteel verlof, is geen sprake van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet met een andere vorm van verlof kan worden volstaan. Gelet daarop komt klager niet voor strafonderbreking zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling in aanmerking.

In de toelichting op artikel 34 van de Regeling is vermeld dat de directeur (de beroepscommissie leest: (thans) de Minister, dan wel de selectiefunctionaris namens de Minister), indien een verzoek om strafonderbreking wordt ingediend terwijl de directeur meent dat met een incidenteel verlof kan worden volstaan, onmiddellijk kan voorstellen het verzoek te wijzigen, dan wel de indiener kan aanbieden het verzoek te laten behandelen als een verzoek om incidenteel verlof. Blijkens de beslissing van 2 maart 2018, alsmede het verweerschrift van 9 maart 2018, heeft de selectiefunctionaris namens de Minister klagers verzoek tevens beoordeeld ware het een verzoek om incidenteel verlof. Naar het oordeel van de selectiefunctionaris is incidenteel verlof, evenals strafonderbreking, niet aan de orde.  

Incidenteel verlof kan, gelet op het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling, worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Een communie van twee van klagers zonen kan worden aangemerkt als een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. Hoewel echter namens klager uitvoerig is toegelicht dat klager, alsmede zijn vrouw en kinderen belang hebben bij klagers aanwezigheid bij de communie, is niet gebleken dat dit belang zodanig is dat de communie zonder de aanwezigheid van klager geen doorgang zou kunnen vinden. De beroepscommissie verwijst in dit verband onder meer naar RSJ 16 mei 2007, 07/0964/GV, RSJ 20 mei 2008, 08/0924/GA, en RSJ 3 juni 2013, 13/1317/GV. Nu geen sprake is van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Regeling, komt klager voor incidenteel verlof evenmin in aanmerking.

De beslissing van de Minister klagers verzoek om strafonderbreking, dan wel incidenteel verlof af te wijzen, kan, gelet op het voorgaande, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.       

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 april 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven