Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-6, 24 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-6

betreft: [klager]            datum: 24 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens [naam klager], geboren op […] 1998, verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de rijks justitiële jeugdinrichting (j.j.i.), locatie Den Hey-Acker te Breda (hierna: Den Hey-Acker), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 maart 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is gehoord B.A. Happe namens mr. A.D. Kloosterman.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

De directeur van Den Hey-Acker heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het opleggen van de ordemaatregel uitsluiting van activiteiten op 3 september 2017, van 17.45 uur tot 21.30 uur  (HA 2017-113).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ordemaatregel is op 3 september 2017 ten onrechte opgelegd wegens vermeend gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Het gebruik is niet vastgesteld en klager heeft erkend dat hij een lollige, lacherige bui heeft gehad, maar hij heeft ontkend te hebben gebruikt. Klager was samen met zijn groepsgenoot aan het lachen, maar hij was wel degelijk in staat om vragen te beantwoorden. Klager is een urinecontrole aangezegd. Hij heeft deze geweigerd omdat hij naar zijn mening niet volgens het geldende protocol urine kan afstaan onder direct toezicht. Zodoende is niet komen vast te staan dat hij gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt. Klager moest de hele avond op zijn kamer blijven en dat is onrechtmatig en disproportioneel.

De beschikking is pas de volgende dag, op 4 september 2017, om 19.20 uur uitgereikt aan klager. Het incident vond op 3 september 2017 plaats om 17.45 uur en de schriftelijke mededeling is niet onverwijld aan klager uitgereikt.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, onder a, Bjj kan de directeur de jeugdige uitsluiten van het verblijf in de groep of de deelname aan een of meer activiteiten behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht, bedoeld in artikel 53, vijfde lid, Bjj indien dit in het belang van de orde of de veiligheid van de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.

Klager zag volgens de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel wit in het gezicht en hij had rooddoorlopen ogen. Hij was veel aan het lachen en kon geen vragen van de groepsleiding beantwoorden. De beroepscommissie is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat het gedrag van klager zodanig was dat het aanwezige personeel klagers gedrag niet meer goed kon inschatten. Klager heeft niet ontkend dat zijn gedrag anders was dan normaal. Hij is bekend met middelengebruik en hij heeft blijkens de stukken tegenover de medewerker van de inrichting niet ontkend dat hij gedragsbeïnvloedende middelen had gebruikt. Of klager nu wel of geen gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt is overigens van ondergeschikt belang, nu klager op basis van zijn niet goed in te schatten gedrag de ordemaatregel opgelegd heeft gekregen. Dat niet is vastgesteld dat klager gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt, zoals aangedragen namens klager, maakt dan ook niet dat die ordemaatregel als onredelijk of onbillijk moet worden beschouwd. Daar komt bij dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen niet vastgesteld is kunnen worden, omdat klager de volgende ochtend urinecontrole heeft geweigerd. 

De beroepscommissie acht op grond van het bovenstaande niet onredelijk of onbillijk, noch disproportioneel dat klager een ordemaatregel van één avond uitsluiting van activiteiten opgelegd heeft gekregen.

Op grond van artikel 62, eerste lid, Bjj geeft de directeur de jeugdige van elke beslissing als bedoeld in artikel 61, eerste lid, Bjj - voor zover hier van belang - onverwijld schriftelijk een gedagtekende en ondertekende mededeling. Het incident heeft op 3 september 2017 om 17.45 uur plaatsgevonden. Klager is om 18.40 uur gehoord en klager heeft op 4 september 2017 om 19.20 uur de schriftelijke mededeling uitgereikt gekregen. De ordemaatregel is geëindigd op 4 september 2017 om 07.15 uur in de ochtend. Klager heeft die ochtend een urinecontrole geweigerd. Klager is alleen uitgesloten geweest van de avondrecreatie. De beklagrechter heeft terecht overwogen dat klager onder die omstandigheden door de iets verlate uitreiking niet is benadeeld. 

Hetgeen namens klager in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie gelet op het bovenstaande niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. W.A.Th. Bos, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 24 mei 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven