Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4193/GV, 11 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4193/GV

betreft: [klager]            datum: 11 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 december 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking, niet om medische redenen, maar om zijn zoon en dochter te ondersteunen, enige zaken te regelen en spullen op te slaan. De Minister stelt dat klagers aanwezigheid niet positief voor de gemoedstoestand van zijn kinderen zou zijn. Dat is onbegrijpelijk. Klager heeft zijn kinderen nooit ergens bij betrokken en wil enkel door middel van strafonderbreking een moment bij zijn kinderen zijn, aangezien klager en zijn vrouw sinds november 2015 in detentie verblijven. Klager wil een nieuw leven voor hemzelf en voor zijn gezin opbouwen. Voorts stelt de Minister dat klager zijn vrouw heeft gedwongen strafbare feiten te plegen. Dat is onjuist. Het was haar eigen beslissing. Klager en zijn vrouw hebben strafbare feiten gepleegd om uit hun schulden te komen. Klager is bereid overal aan mee te werken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Klagers beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking, wegens speciale familieomstandigheden. De door klager aangevoerde omstandigheden vormen echter geen bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Klager heeft de noodzaak voor verlening van strafonderbreking niet aangetoond.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, daar klager niet aan de voorwaarden voor strafonderbreking voldoet en het Openbaar Ministerie eveneens negatief heeft geadviseerd.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat sprake is van zeer ernstige feiten. Klager heeft zijn vrouw gecorrumpeerd en heeft een slechte invloed op zijn kinderen, die betrokken zijn geweest bij de door klager gepleegde strafbare feiten.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden met aftrek, wegens valsheid in geschrifte, afdreiging, oplichting en witwassen. Aansluitend dient hij een vervangende hechtenis van in totaal 116 dagen te ondergaan, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. Voorts heeft klager een betalingsverplichting in verband met een schadevergoedingsmaatregel van € 417.521,=. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 5 juni 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Blijkens de toelichting op dit artikel is strafonderbreking alleen mogelijk wanneer de voor het bijwonen van de gebeurtenis in kwestie benodigde tijd te lang is voor incidenteel verlof dan wel het doel niet door incidenteel verlof wordt geregeld. Voorts kan geen strafonderbreking worden verleend wanneer kan worden volstaan met regimesgebonden verlof of algemeen verlof, dan wel de op handen zijnde invrijheidstelling kan worden verwacht.

Klager verzoekt om strafonderbreking teneinde zijn zoon en dochter te ondersteunen, enige zaken te regelen en spullen op te slaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Bovendien blijkt uit het advies van de officier van justitie dat klagers kinderen betrokken zijn geweest bij strafbare feiten in verband waarmee klager thans is gedetineerd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking rechtvaardigen. De beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 11 mei 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven