Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3329/GA, 13 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3329/GA

betreft: [klager]            datum: 13 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Pree, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 september 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus. Voorts zijn verschenen […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo en […], juridisch medewerker bij de p.i. Almelo. Als toehoorster was aanwezig […], stagiaire bij de p.i. Almelo. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het niet mogen bellen met zijn advocaat tijdens de aan hem opgelegde ordemaatregel van 14 dagen afzondering in de afzonderingscel (KA-2017-000043).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager mocht alleen met zijn advocaat bellen onder de voorwaarde dat het interne bijstandsteam (IBT) op gepaste afstand aanwezig mocht zijn. Dit is een onredelijke voorwaarde. Er zijn genoeg alternatieven mogelijk om klager ongestoord met zijn advocaat te laten bellen. Iemand van het IBT had bijvoorbeeld het telefoonnummer van de advocaat van klager kunnen intoetsen om te voorkomen dat klager een ander nummer zou bellen.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Vanwege het negatieve gedrag van klager jegens het personeel, is besloten dat klager mocht bellen met zijn advocaat, maar onder voorwaarde dat het IBT erbij staat. Klager kan dan vanuit veiligheidsoogpunt in de gaten worden gehouden. Het IBT luistert niet mee en heeft geen belang bij het telefoongesprek. De bedoeling was dat klager fysiek gecontroleerd kon worden, zodat er geen onveilige situaties konden ontstaan.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt op het telefonische contact met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch geen ander toezicht uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instanties met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.

De directeur heeft aan het telefonisch contact van klager met zijn advocaat de voorwaarde gesteld dat het IBT tijdens het telefoongesprek in de buurt van klager bleef. Uit hetgeen de directeur naar voren heeft gebracht maakt de beroepscommissie op, anders dan klager betoogt, dat de directeur deze voorwaarde heeft gesteld vanwege de veiligheid en het negatieve gedrag van klager maar niet om de identiteit van de persoon met wie klager wilde bellen vast te stellen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid niet de voorwaarde mocht stellen dat klager in de nabijheid van het IBT met zijn advocaat telefoneerde. Daartoe overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat de voorwaarde tot doel had toezicht te houden op de identiteit van de persoon met wie eiser een telefoongesprek voerde, zoals omschreven in artikel 39, vierde lid, van de Pbw. Klager betoogt voorts terecht dat hij niet vertrouwelijk met zijn advocaat kan telefoneren als het IBT in zijn nabijheid, de beroepscommissie begrijpt binnen gehoorafstand, verblijft. De directeur heeft niet aannemelijk gemaakt dat vanwege de veiligheidssituatie klager niet op andere wijze de gelegenheid kon worden gegeven met zijn advocaat te bellen.

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat is gehandeld in strijd met eerder vermeld artikel van de Pbw, hetgeen tot gevolg heeft dat het beroep gegrond zal worden verklaard en de beslissing van de beklagrechter zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal voorts bepalen dat aan klager een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend ter hoogte van € 5,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter,

ing. M.J. Mulders en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 13 juni 2018.

                    

            secretaris                  voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven