Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2325/GA, 17 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2325/GA

 

betreft: [klager]            datum: 17 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 juli 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2018, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en namens de directeur, […], juridisch medewerker. Tevens was als toehoorder […], stagiaire bij de voormelde p.i., aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:
a.         het feit dat de urinecontrole niet volgens de regels is afgenomen (A-2017-106);
b.         het niet ontvangen van een beslissing omtrent de terugplaatsing naar het plusregime (A-2017-115);
c.         het feit dat klager vanwege de opgelegde disciplinaire straf niet naar de arbeid kon gaan (A-2017-118) en
d.         een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een positieve urinecontrole (A-2017-119). 

De beklagcommissie heeft het beklag onder a, b, c en d ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a:
In de ochtend kreeg klager enkel te horen dat hij een urinecontrole had. De reden van de urinecontrole is hem niet meegedeeld. Klager heeft meegewerkt met de urinecontrole. Klager wilde vervolgens geen handtekening plaatsen op het aanvraagformulier, omdat de stickers al op de buizen waren geplakt.

Ten aanzien van het beklag onder b:
Klager was in het plusplusprogramma geplaatst. Aan een verblijf in het plusplusprogramma zijn geen nadere privileges verbonden, behoudens het feit dat klager vanwege zijn plaatsing in het plusplusprogramma een baan in een fietsenwinkel had. Er ontbreekt een schriftelijke beslissing van de directeur met betrekking tot de degradatie van klager naar het plusprogramma. De regeling met betrekking tot het plusplusprogramma dient onverbindend te worden verklaard. Klager heeft de promotie naar het plusplusprogramma wel op schrift ontvangen.

Ten aanzien van het onder c en d:
Nu bij de afname van de urinecontrole procedurele fouten zijn gemaakt, zijn de opgelegde disciplinaire straf en het verlies van zijn werk onredelijk.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a: De reden tot afname van een urinecontrole kan gelegen zijn in het feit dat er een verdenking is jegens een gedetineerde of dat er een steekproef wordt gehouden. Voorafgaand aan een urinecontrole wordt niet altijd de reden van de urinecontrole vermeld.

Ten aanzien van het beklag onder b:

Het plusplusprogramma bestaat naast het plusprogramma. Het plusprogramma in de p.i. omvat hetgeen volgens de wet is vereist. Het plusplusprogramma betreft een pilot. De gedetineerden in het plusplusprogramma hebben de leukere banen. De promotie naar het plusplusprogramma krijgen de gedetineerden niet op papier. Het is geen officieel besluit. In het werkoverleg wordt besproken of er nog banen vrij zijn en zo ja, welke gedetineerden hiervoor in aanmerking komen.

Ten aanzien van het beklag onder c en d is geen nadere toelichting gegeven.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a:

Uit artikel 3, tweede en zevende lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) volgt dat alvorens urine wordt afgenomen de reden van de urinecontrole aan de gedetineerde wordt meegedeeld. Zowel de gedetineerde als

het personeelslid plaatst een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen. De toelichting bij artikel 3 van de Regeling geeft aan dat de in dit artikel omschreven procedure instructie en waarborgnormen geeft voor een zorgvuldige afname van urine teneinde vergissingen zoveel mogelijk uit te sluiten en dat het tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar of medewerker die toezicht houdt bij de afname behoort om te controleren of het formulier volledig en goed is ingevuld.

Klager heeft aangegeven dat hem de reden voor afname van de urinecontrole niet is meegedeeld. In de verslaglegging staat omschreven dat er een urinecontrole klaarlag voor klager zonder reden van afname. Pas nadat klager urine had afgestaan en hij weigerde te tekenen, is aan klager de reden van afname verteld. Dit is echter niet aan klager voorafgaand aan de afname van urine meegedeeld en derhalve niet conform het bepaalde in  artikel 3, tweede lid, van de Regeling.

Voorts is in artikel 3, vijfde lid en zevende lid, van de Regeling onder meer bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een ambtenaar of medewerker de urine verdeelt over twee aan hem verstrekte buizen. De gedetineerde sluit de buizen af en de gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek registratienummer of unieke code op de twee buizen. Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatst een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.

Door klager is gesteld dat hij niet wilde tekenen, omdat de stickers al op de buizen waren geplakt door de medewerker. In de verslaglegging van de urinecontrole, zo staat in de melding van 26 april 2017, staat omschreven dat er bij het vullen en stickeren geen problemen waren, maar dat klager vervolgens weigerde te tekenen voor afname.

De directeur heeft ter zitting tegenover de beklagcommissie verklaard, zoals volgt uit de uitspraak van de beklagcommissie, dat klager de urinecontrole heeft willen frustreren en dat klager zelf de stickers er niet op wilde plakken en dat het daarom door de p.i.w.-er is gedaan.

De beroepscommissie is van oordeel dat het, gelet op het voorgaande, niet duidelijk is geworden hoe het is gegaan met het stickeren en het niet willen tekenen voor afname door klager. De beroepscommissie acht, gelet op de stukken en het behandelde ter zitting, niet voldoende aannemelijk geworden dat derhalve is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, vijfde en zevende lid, van de Regeling. De beroepscommissie verklaart daarom het beroep onder a gegrond.

Ten aanzien van het beklag onder b:

In de p.i. Arnhem vindt een pilot plaats met een plusplusprogramma voor gedetineerden die op alle gebieden van het toetsingskader DBT (dagprogramma, beveiliging en toezicht op maat) zeer goed scoren en zich voorbeeldig gedragen. Het plusplusprogramma is een plusprogramma met extra activiteiten voor deze gedetineerden, zoals bijvoorbeeld extra recreatie en baantjes met voorrechten. Tijdens hun verblijf in het plusplusprogramma dienen deze gedetineerden van onbesproken gedrag te blijven.

In de huisregels, pagina 11, van de p.i. Arnhem is over het plusplusprogramma het navolgende opgenomen:
PI Arnhem kent een eigen differentiatie; het plusplusprogramma. Op die afdeling verblijven gedetineerden die hele dagen werken in de bijzondere baantjes of op de werkzaal. Voor toelating dient de gedetineerde geen disciplinaire straffen of rapporten te hebben gehad. Deze afdeling kent extra interne vrijheden en verantwoordelijkheden aan gedetineerden toe.
Klager is van het plusplusprogramma teruggeplaatst in het reguliere plusprogramma in verband met een hem opgelegde disciplinaire straf. Aan de beslissing tot terugplaatsing ligt geen gemotiveerde schriftelijke beslissing van de directeur ten grondslag.

De vraag die thans voorligt is of terugplaatsing van het plusplusprogramma naar het reguliere plusprogramma kan geschieden, zonder dat wordt voldaan aan de eisen die gesteld moeten worden aan terugplaatsing van het plusprogramma naar het basisprogramma. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient die vraag ontkennend te worden beantwoord.

De beroepscommissie begrijpt dat voor promotie naar het plusplusprogramma hogere eisen worden gesteld aan gedetineerden, dan bij promotie van het basisprogramma naar het reguliere plusprogramma. Eenmaal geplaatst in het plusplusprogramma is, naar het oordeel van de beroepscommissie, bij terugplaatsing in het reguliere plusprogramma, dan ook van belang dat gedetineerden inzicht krijgen in de mate waarin zij zijn tekortgeschoten om verblijf in het plusplusprogramma voort te kunnen zetten en op welke wijze zij zich dienen in te spannen om wederom voor plaatsing in aanmerking te komen. Dit inzicht kan verschaft worden door een schriftelijke, gemotiveerde beslissing van de directeur, waarin, zoals bij degradatie van het plusprogramma naar het basisprogramma, het groene en rode gedrag tegen elkaar worden afgewogen.

Nu de terugplaatsing van klager niet door een schriftelijke, gemotiveerde beslissing van de directeur wordt ondersteund, zal het beklag gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

Ten aanzien van het beklag onder c en d:

Op grond van artikel 8 van de Regeling kan na vastgesteld gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen aan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd. Nu de beroepscommissie echter heeft geoordeeld dat bij de afname van de urinecontrole niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, tweede, vijfde en zevende lid, van de Regeling, kon de directeur niet in redelijkheid overgaan tot het opleggen van de disciplinaire straf. Het beroep zal derhalve op dit onderdeel gegrond worden verklaard. Nu klager als gevolg van de opgelegde disciplinaire straf, die achteraf bezien niet had mogen worden opgelegd, niet naar de werkzaal kon gaan en op wachtgeld is gezet, is ook het beroep op dit onderdeel gegrond. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal deze ten aanzien van het beroep onder d bepalen op € 22,50. Ten aanzien van het beroep onder c kent de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toe ter hoogte van het gemiste arbeidsloon van één dag.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag onder b. alsnog gegrond en kent klager een tegemoetkoming van € 30 toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a, c en d gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag onder a, c en d alsnog gegrond. Zij kent klager ten aanzien van het beklag onder c een tegemoetkoming toe ter hoogte van het gemiste arbeidsloon.

Zij bepaalt dat aan klager ten aanzien van het beklag onder d een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A.G. Coumans en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 17 mei 2018

 

             

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven