Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2751/GA en 17/2686/GA, 30 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummers:        17/2751/GA en 17/2686/GA

betreft: [klager]            datum: 30 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van respectievelijk de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, en […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter,alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het openen van post van de Raad voor de Kinderbescherming gericht aan klager.

De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 5,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven (VU-2017-545).

2.         De standpunten van klager en de directeur

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De post van de Raad voor de Kinderbescherming kan niet worden aangemerkt als geprivilegieerde post in de zin van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Pbw en de directeur was derhalve bevoegd klagers post te laten openen en te laten onderzoeken op verboden voorwerpen. Hij verzoekt de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen en het beklag alsnog gegrond te verklaren.

Klager stelt zich op het standpunt dat de toegekende tegemoetkoming te gering is.

3.         De beoordeling

De uitspraak waarvan beroep is op 7 augustus 2017 aan klager en de directeur toegezonden. Blijkens een namens de directeur verzonden e-mail van 28 november 2017 is de uitspraak op dezelfde dag, namelijk 7 augustus 2017, ontvangen in de p.i. Vught. Het beroepschrift dateert van 17 augustus 2017 en is per mail op het secretariaat van de Raad ontvangen op 17 augustus 2017. Ingevolge artikel 69, eerste lid, Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De directeur heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld en zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

Het beroep van klager richt zich tegen de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming. De door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming – waartoe

het beroep zich dient te beperken – is in lijn met de standaardbedragen die de beroepscommissie doorgaans hanteert in soortgelijke gevallen. Derhalve zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de directeur niet-ontvankelijk in het beroep en verklaart het beroep van klager ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 30 april 2018.

 

                   secretaris  voorzitter

 

Naar boven