Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2772/GA, 5 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2772/GA

 

betreft: [Klager]           datum: 5 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens[Klager], verder te noemen klager,gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord mr. D.N.A. Brouns, raadsvrouw van klager, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere en […], juridisch medewerker van de p.i. Almere. Als toehoorder was aanwezig […], stagiaire juridisch medewerker bij p.i. Almere.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

    

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet tijdig opstellen van een verblijfsplan na de overplaatsing naar de p.i. Almere (AB-2017-95).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst van de p.i. Vught naar de p.i. Almere. In de p.i. Vught had klager een verblijfsplan. Aan klager is niet verteld dat het behandelplan opgemaakt in de p.i. Vught ook van toepassing is in de p.i. Almere. Het is voor klager volstrekt onduidelijk waar hij in de p.i. Almere aan toe was. Klager ervaart ook niet dat er conform het eerdere behandelplan is gehandeld. Doordat er te laat een voorlichtingsrapport door de Reclasseringsrapport is opgevraagd heeft zijn ISD-traject onaanvaardbare vertragingen opgelopen. Er is onvoldoende rekening gehouden met de zwaarwegende belangen van klager.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De afspraak tussen ISD-inrichtingen is dat het verblijfsplan na de overplaatsing wordt overgenomen. De directeur heeft het verblijfsplan van de p.i. Vught ontvangen.

Klager heeft op 29 november 2016 een gesprek gehad met de casemanager. In dit gesprek is met klager afgesproken dat het verblijfsplan van de p.i. Vught van toepassing zal blijven in de p.i. Almere. Klager beschikte derhalve gedurende zijn gehele detentieperiode over een verblijfsplan. Het reclasseringsadvies dat in de p.i. Vught was aangevraagd bleek vanwege de overplaatsing geannuleerd te zijn. De casemanager heeft op 31 januari 2017 een nieuw reclasseringsadvies aangevraagd. Op 28 februari 2017 heeft de reclassering een advies uitgebracht. Tijdens de trajectbespreking op 7 februari 2017 is het traject van klager herbepaalt. Er is voldoende rekening gehouden met klagers belangen. Weliswaar heeft het langer geduurd tot er een vernieuwd verblijfsplan is opgemaakt maar klager heeft ondertussen trainingen gevolgd die in het belang van klagers traject waren. In de voorfase, toen klager net binnen was, zijn er allerlei extra activiteiten aangeboden. Zoals de Kies Voor Verandering (KVV) training. Klager is ook geholpen om zijn geldproblemen op de lossen.

3.         De beoordeling

Klager is op 29 december 2016 overgeplaatst van de p.i. Vught naar de p.i. Almere. In de p.i. Vught is een verblijfsplan opgesteld, ondertekend door klager op 24 november 2016. Het nieuwe verblijfsplan van de p.i. Almere is op 20 maart 2017 gerealiseerd en is mede door klager ondertekend.

De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van de directeur dat de casemanager met klager heeft besproken dat het verblijfsplan van p.i. Vught ook in p.i. Almere geldig was, temeer nu klager dit heeft erkend bij de beklagcommissie. De beroepscommissie stelt dan ook vast dat klager over een verblijfsplan beschikte gedurende zijn verblijf in de p.i. Almere. Weliswaar is er een vertraging opgetreden bij het realiseren van het nieuwe verblijfsplan bij de p.i. Almere, maar dit betreft geen onredelijke vertraging. Niet gebleken is dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan het opstellen van een vernieuwd verblijfsplan. Daarbij betreft de beroepscommissie dat de directeur ter zitting heeft medegedeeld dat er zoveel mogelijk conform het oude verblijfsplan is gehandeld en dat aan klager aanvullende activiteiten op het verblijfsplan zijn aangeboden, die inmiddels ook zijn opgenomen in het nieuwe verblijfsplan. Het betoog dat de directeur onvoldoende rekening heeft gehouden met de zwaarwegende belangen van klager, slaagt daarom niet.

 

Het beroep is ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. H. Heddema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 5 april 2018.

              

            secretaris         voorzitter

Naar boven