Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3788/TB, 30 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:30-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/3788/TB

betreft: [klager] datum: 30 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 6 november 2017 van de (toenmalige) Minister van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 februari 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Minister […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

 

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 22 juli 1997 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 6 augustus 1998 aangevangen. Klager is op 29 december 1998 geplaatst in FPC Pompestichting. Op 25 juli 2003 is klager geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag.

Klager is op 10 januari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting.

Op 29 maart 2017 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

In pro justitia rapportages van 11 juli 2017 en 8 augustus 2017 hebben GZ-psycholoog Z. respectievelijk psychiater De M. eveneens geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

De Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) heeft op 23 oktober 2017 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten. 

 

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De LAP heeft geen consequenties verbonden aan de opmerking van psycholoog Z. dat bij een andere tbs-modaliteit het recidiverisico eveneens beperkt zal zijn. Gelet hierop is de longstayplaatsing disproportioneel en is er geen redelijke grond klager op de longstayafdeling te houden. Een longstayplaatsing is de meest vergaande plaatsing voor een tbs-gestelde en dat is blijkens de conclusie van psycholoog Z. kennelijk niet nodig. Daarbij komt dat er geen zorgconferentie is georganiseerd ondanks de toezegging van DIZ van 14 juni 2017 dat wordt aangesloten bij de hertoetsingscyclus.

Ten aanzien van het project TBS 15+ moet in het geval van klager nog een beslissing worden genomen. Het doel van dit project is het bevorderen van de uitstroom uit de LFPZ. In dat licht is de beslissing van de Minister tot voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening te vroeg genomen. Klager verzoekt de behandeling van het beroep aan te houden tot na het moment van de zorgconferentie. Klager staat niet open voor een medicamenteuze behandeling, omdat dit ten koste gaat van zijn kwaliteit van leven.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

Klager kan niet in het beroep worden ontvangen, omdat dit te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is opgegeven.

Inhoudelijk geldt het volgende. De bestreden beslissing is op goede gronden genomen en wordt ondersteund door de Pompestichting, psychiater De M. en psycholoog Z. De Minister verwijst naar de uitgebrachte adviezen. Volgens de Pompestichting vormt de intensieve begeleiding in de huidige situatie gecombineerd met begeleid verlof nog immer de best passende zorg voor klager. De doelen blijven gericht op het stabiel functioneren en optimaliseren van de kwaliteit van zorg. Psychiater De M. schrijft in haar advies dat met de huidige structuur en begeleiding de kans op recidive van een pedoseksueel delict als nihil wordt beschouwd. Indien de tbs-maatregel wordt beëindigd en niet sprake is van controle, toezicht, structuur en begeleiding, wordt de kans op een pedoseksueel delict op de korte en langere termijn als hoog ingeschat. Psycholoog Z. schrijft dat de tbs-maatregel zeer waarschijnlijk nog langdurig van kracht zal dienen te zijn. De psycholoog vraagt zich af of de thans door de LFPZ geboden zorg ook buiten de LFPZ geboden kan worden, gelet op de te stellen eisen aan begeleiding, beveiliging, controle en toezicht. Zo ja, dan rijst de vraag of klager zich daarbij zódanig aan de regels en voorschriften kan houden, dat hij geen seksueel grensoverschrijdend of beschadigend gedrag laat zien in de richting van - bijvoorbeeld - medebewoners. De psycholoog vindt van niet. Het afbreukrisico van een dergelijk traject is daarvoor veel te groot.

De LAP ziet geen alternatieven buiten de longstay en adviseert ook tot voortzetting van klagers longstaystatus. Van een alternatief traject dan wel een disproportionele beslissing is geen sprake. De beslissing van 6 november 2017 is gerechtvaardigd. Dat er nog geen zorgconferentie is georganiseerd voor klager doet daaraan niet af.

De Minister ziet geen noodzaak de behandeling van het beroep aan te houden. Er is een separaat herbeoordelingsproces geformuleerd en dat is gevolgd. Indien de zorgconferentie hiertoe aanleiding geeft, kan tegen die tijd alsnog een overplaatsingsverzoek worden ingediend.

 

4.         De beoordeling

Nu het beroep op 12 november 2017 is ingediend kan klager worden ontvangen in zijn beroep.

De raadsman heeft een aanhoudingsverzoek gedaan op de grond dat de genomen beslissing prematuur is: er is nog geen zorgconferentie voor klagers behandeling georganiseerd, zoals aangekondigd in de brief van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 14 juni 2017.

Dit verzoek wordt afgewezen op de grond dat in die brief is aangekondigd dat 1 juli 2018 de peildatum is om vast te stellen wie op dat moment langer dan vijftien jaar in een FPC verblijft en voor wie dan een zorgconferentie zal worden georganiseerd. Gelet op het in die brief genoemde minimale aantal van 268 personen zal de afwerking hiervan de nodige tijd vergen zodat het niet anders kan of de verlengingsprocedures van de longstaystatus zullen hun normale doorgang vinden, zoals ook in het onderhavige geval.

Klager verblijft sinds 10 januari 2006 in de longstayvoorziening van FPC Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 19 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

De hertoets longstay-indicatie van de Pompestichting van 29 maart 2017 houdt onder meer in dat bij klager sprake is van een beperkte draagkracht en onvoldoende vaardigheden om zijn emoties, seksualiteit en gedrag te reguleren en structureren; er is zeer beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht is afwezig, hetgeen de ontwikkelingsmogelijkheden van klager beperkt.

Uit de pro justitia rapportage van GZ-psycholoog Z. van 11 juli 2017 komt onder meer naar voren dat de tbs-behandeling van klager op zich het risico voor pedoseksueel gedrag uit frustratie en eenzaamheid niet heeft doen afnemen. Op basis van klagers - uit zijn autisme aangedreven - geobsedeerdheid met het verkrijgen van een relatie en seks, kan een duurzaam hoog risico verwacht worden aangaande ongewenste seksuele gedragingen met volwassen personen, al dan niet verkerend in zwakke posities. Het gegeven dat klager libidoremmende medicatie weigert betekent dat ten aanzien van zijn stoornis op het gebied van hypoactief-seksueel verlangen een status quo heerst en geen stap in een andere richting dan de LFPZ kan worden gezet, waarbij overigens libidoremmende medicatie nog geen enkele garantie voor een mogelijk traject buiten de LFPZ biedt.

Uit de pro justitia rapportage van psychiater De M. van 8 augustus 2017 komt naar voren dat bij klager sprake is van obsessieve gerichtheid op seksualiteit en relatievorming hetgeen een hoog risico oplevert dat hij een intieme relatie c.q. seksueel contact aangaat met een (kwetsbare) volwassene, waarbij hij geen oog heeft voor de destructieve gevolgen die een dergelijk contact voor die persoon kan hebben. Zonder controle, toezicht, structuur en begeleiding wordt de kans op een pedoseksueel delict hoog ingeschat.

De LAP is van oordeel dat met inachtneming van onder meer de rapportages van de deskundigen naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling kan worden gekomen dat een op hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is; er wordt geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening. Zij adviseert de longstaystatus voort te zetten.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 april 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven