Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3993/GA, 11 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3993/GA

betreft: [klager]            datum: 11 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 november 2017 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 3 oktober 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (S-2017-000952).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager is vanwege zijn positieve gedrag in de inrichting naar het plusprogramma gepromoveerd. Het risico dat klager zich aan voorwaarden zou onttrekken is niet aan de orde, aangezien klagers belangen na zijn detentieperiode in Rotterdam liggen en hij zich in inrichting aan afspraken houdt. Voorts had de directeur met een verlof van dertig uur onder voorwaarden kunnen volstaan. Nu de directeur niet heeft gemotiveerd waarom geen maatwerk kan worden geleverd, berust de bestreden beslissing op onjuiste gronden.

De directeur verwijst voor wat betreft de inhoudelijke overwegingen die aan de bestreden beslissing ten grondslag liggen naar zijn verweer in beklag. De in het verweer genoemde risico’s worden niet weggenomen indien een verlof van dertig uur zou worden verleend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een brute overval gepleegd. Ook heeft klager een gaspistool voorhanden gehad. Klager is eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld. De officier van justitie verwijst naar het reclasseringsadvies van 7 februari 2017 waaruit blijkt dat klager niet aan verdiepingsonderzoek wenst mee te werken en dat hij in beperkte mate gemotiveerd is voor gedragsverandering. Het recidiverisico alsmede het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Ook is er een risico op letselschade.

Niet is gebleken dat de politie het verlofadres heeft geverifieerd en in orde heeft gevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 34 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld, afpersing en mishandeling. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van in totaal vijftien dagen te ondergaan, evenals 120 dagen gevangenisstraf wegens uitstel dan wel afstel van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Voorts heeft klager een betalingsverplichting in verband met een schadevergoedingsmaatregel van € 17.537,45. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 16 juli 2018.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit het reclasseringsadvies van 7 februari 2017 volgt dat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat. Nu klager niet wenste mee te werken aan een verdiepingsonderzoek, was het voor de reclassering niet mogelijk een adequate inschatting te maken van de relatie tussen de criminogene factoren en het delict gedrag. Klager heeft tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een overval gepleegd. Ook is niet duidelijk of de politie het verlofadres heeft geverifieerd en in orde heeft bevonden.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

M.G. Bikker, secretaris, op 11 april 2018

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven