Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4139/GA, 11 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4139/GA

betreft: [klager]            datum: 11 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 december 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 10 oktober 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (VU-2017/001846).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

De stelling dat klager bij bedreigingen en afpersingen binnen de inrichting betrokken is geweest, is enkel op vermoedens gebaseerd. De medische rapporten waaruit dat zou blijken zijn nooit overgelegd en klager is ten aanzien van de verdenkingen nooit gehoord. Ook is er tegen klager geen aangifte gedaan. Van omstandigheden die de stelling rechtvaardigen dat er geen vertrouwen is in een goed verloop van het verlof is niet gebleken. Inmiddels was klager geruime tijd in een nieuwe inrichting waar hij goed gedrag vertoonde. Voorts had de directeur op zijn minst enig onderzoek kunnen doen naar de mededelingen van de p.i. Sittard omtrent het vermoeden van afpersing, bedreiging en mishandeling. Zo had de directeur navraag moeten doen of daadwerkelijk aangiftes tegen klager waren gedaan, of nader onderzoek nieuwe informatie had opgeleverd en of de p.i. Sittard inmiddels mogelijk tot hernieuwde inzichten was gekomen. De directeur heeft de verlofaanvraag afgewezen enkel op grond van informatie van de p.i. Sittard die bijna twee maanden voor de afwijzing van de verlofaanvraag was verstrekt. Verder is de afwijzing van de verlofaanvraag ondeugdelijk dan wel onvoldoende onderbouwd. De stelling van de directeur dat hij geen vertrouwen heeft in een goed verloop van het verlof is geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Nu de afwijzing op een dergelijke wijze is geformuleerd is niet duidelijk op welke weigeringsgrond de inrichting doelt en lijkt het slechts een algemene grond om de afwijzing van de verlofaanvraag te rechtvaardigen, zonder dit nader te motiveren. Gelet op het voorgaande is de verlofaanvraag ten onrechte afgewezen.

De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie en heeft aan de stukken toegevoegd het selectieadvies van de p.i. Sittard en de selectiebeslissing van de selectiefunctionaris om klager voor het gevangenisregime van de p.i. Vught te selecteren. Daarin wordt vermeld dat door medegedetineerden aangifte is gedaan.

 

3.         De beoordeling

Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Klager onderging een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal (met geweld of bedreiging) en afpersing. Aansluitend diende hij een gevangenisstraf van zeven dagen te ondergaan in verband met de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, evenals een vervangende hechtenis van 23 dagen, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. Op 30 november 2017 is klager in vrijheid gesteld.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Op 14 augustus 2017 is aan klager een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen opgelegd, wegens aanwijzingen dat klager medegedetineerden onder druk zet en/of mishandelt. Op 17 augustus 2017 is klager vervolgens voor het gevangenisregime in de p.i. Vught geselecteerd, vanwege de impact die deze gebeurtenis op de afdeling heeft gehad. In de selectiebeslissing is vermeld dat drie gedetineerden afzonderlijk van elkaar bij de politie aangifte hebben gedaan van afpersing, mishandeling en bedreiging door klager.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

M.G. Bikker, secretaris, op 11 mei 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven