Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4341/GV, 28 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4341/GV

betreft: [klager]            datum: 28 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G.J. Plat, namens

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 december 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Klager heeft reeds meermalen een verzoek om algemeen verlof ingediend, dat steeds om verschillende redenen wordt afgewezen. Waar aanvankelijk artikel 4, onder e, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) als weigeringsgrond wordt vermeld, is onderhavige verlofaanvraag op grond van artikel 4, onder b, e, i en g, van de Regeling afgewezen. De stelling dat sprake is van een risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde is onvoldoende onderbouwd. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, met als voorwaarde dat elektronisch toezicht wordt toegepast. De medewerkers van de locatie De Schie zijn bij uitstek in staat een oordeel te vormen over voornoemd risico. Bovendien verblijft klager in het plusprogramma. Nu klager is aangevangen met behandeling bij het Dok, wordt aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde – dat klager zich onder ambulante behandeling voor zijn agressieproblematiek dient te stellen bij het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg – voldaan. Klagers tweede afspraak bij de Waag staat gepland op 29 december 2017. Hiermee wordt ook het bezwaar van het Openbaar Ministerie (OM) weggenomen. Aangezien de behandelingsverplichting ook tijdens de door de rechtbank opgelegde proeftijd voor de duur van twee jaar blijft gelden, kan aan klager in het kader van verlofverlening het volgen van behandeling niet worden tegengeworpen. Door met de behandeling aan te vangen, wordt ook aan de wens van reclassering voldaan. De reclassering heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, nu zij het recidiverisico als matig inschat. De stelling van de Minister dat van een recidiverisico sprake zou zijn, is echter niet onderbouwd. Ook de stelling dat gevaar bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten is niet onderbouwd. Voor zover hiermee wordt gedoeld op de omstandigheid dat klager niet met agressiebehandeling zou zijn aangevangen, kan dit standpunt niet worden gevolgd. Datzelfde geldt voor het risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde en de vermeende maatschappelijke onrust die bij verlening van verlof zou ontstaan. Het risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers is met het gebiedsverbod en de toepassing van elektronische controle in te perken. Voorts heeft de rechtbank reeds bij de bepaling van de strafmaat de ernst van het gepleegde delict en het feit dat sprake is van slachtoffers meegenomen. Ook dat mag daarom niet aan de afwijzende beslissing ten grondslag worden gelegd. Verder had de overweging van de Minister ten aanzien van klagers verlofadres niet bij de beoordeling betrokken mogen worden. Dat klager een grote omweg zou moeten maken om zijn verlofadres te kunnen bereiken en dat het verlofadres dicht bij het gebied ligt waar een locatieverbod van kracht is, doet niet ter zake. Indien er bezwaren ten aanzien van het verlofadres bestonden, had het gebied waar het locatieverbod geldt, vergroot moeten worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Gelet op het zwaarwegende advies van het OM is er een te groot risico op (onder meer) recidive, ongewenste confrontatie met slachtoffers en verstoring van het verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde. Klager is inmiddels met de behandeling bij de Waag gestart. Aan de hand van de vorderingen bij de behandeling kan een andere beoordeling worden gemaakt. Indien deze behandeling zodanig gevorderd is dat ook het OM geen risico’s meer aanwezig acht, kan opnieuw een verzoek om algemeen verlof worden ingediend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, met als voorwaarde dat elektronische controle wordt toegepast.

Het multidisciplinair overleg (mdo) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Gelet op klagers verslavingsproblematiek is een verlof tijdens de jaarwisseling niet verantwoord. Het mdo adviseert echter positief voor verlofverlening op een datum na de jaarwisseling.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Zolang klager geen stappen zet om zijn agressieproblematiek in te perken, is elke vorm van verlofverlening in het licht van het recidiverisico onverantwoord.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens – kort gezegd – bedreiging en brandstichting. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 14 september 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag. Als gronden voor afwijzing zijn vermeld risico van maatschappelijke onrust, risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf, gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde,

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De Minister heeft aan de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof ten grondslag gelegd dat sprake is van risico van maatschappelijke onrust en risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf. Uit de reclasseringsadviezen van 1 september 2017 en 13 december 2017 volgt dat een locatiegebod en een locatieverbod voor verschillende adressen onder toepassing van elektronische controle uitvoerbaar is. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde gronden voor afwijzing van klagers verzoek om algemeen verlof onvoldoende onderbouwd zijn. In het bijzonder is niet, althans onvoldoende, gemotiveerd waarom het genoemde risico niet door middel van toepassing van elektronische controle, een locatiegebod en een locatieverbod kan worden ondervangen. De stelling van de Minister dat het ‘verboden gebied’ zich dichtbij klagers verlofadres bevindt en dat klager een grote omweg moet maken om het verlofadres te kunnen bereiken kan in dat kader niet worden gevolgd.

Aan de bestreden beslissing is voorts ten grondslag gelegd dat sprake is van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde. Uit voornoemd reclasseringsrapport van 13 december 2017 volgt dat het recidiverisico als ‘midden’ (matig) wordt ingeschat en dat vanwege het recidiverisico op verschillende leefgebieden dient te worden ingezet, zoals financiële ondersteuning, huisvesting en behandeling op het gebied van impulscontrole dan wel agressieregulatie. Uit de voorhanden stukken komt verder naar voren dat klager in de vorm van twee gesprekken inmiddels met behandeling van agressieregulatie en traumaverwerking is gestart. Uit dit gegeven kan naar het oordeel van de beroepscommissie evenwel niet worden opgemaakt dat voornoemde risico’s zijn weggenomen, althans dat zij in zodanige mate zijn verminderd dat zij niet aan verlofverlening in de weg staan.

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie en het mdo, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 28 mei 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven