Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4360/GM, 2 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4360/GM

betreft: [klager]            datum: 2 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 december 2017 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Klager, diens raadsman W.R. Aerts en de tandarts verbonden aan p.i. Dordrecht gaven schriftelijk aan niet ter zitting van 16 maart 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, te verschijnen. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur, betreft het niet vervaardigen van een voldoende functionerende prothese door de tandarts.

 

2.         De standpunten van klager en de tandarts

Door en namens klager is het volgende aangevoerd.

Voorafgaand aan de zitting diende klagers raadsman een aanhoudingsverzoek in, omdat de door klager aan de raadsman toegestuurde stukken nooit werden bezorgd. Daarnaast kon de raadsman niet ter zitting verschijnen.

Met betrekking tot de inhoud van het beroep werd het volgende aangevoerd. In tegenstelling tot wat de tandarts stelt zijn klagers belangen wel geschaad. Klager heeft een partiële prothese die niet goed past. De prothese wordt echter niet passend gemaakt, ondanks herhaalde tandartsbezoeken. De linkerkant van zijn gebit staat naar binnen, waardoor hij constant op zijn tong bijt. Daarnaast is eten onmogelijk. De tandarts reageert hier niet op en doet het voorkomen alsof het enkel om een cosmetisch probleem gaat. Deze vaststelling is opmerkelijk nu de tandarts klagers gebit niet bekeek. Klager heeft recht op een juiste (passende) prothese en behandeling. Hij zit al twee jaar binnen en heeft ISD gehad. Als gestart wordt met een behandeling dient die goed te worden uitgevoerd. Door de mededeling van de tandarts raakte klager geïrriteerd en liet zich ook zo uit. Dat de tandarts zich daardoor bedreigd voelde vindt hij jammer.

De tandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. In januari 2017 deed klager het verzoek voor een nieuwe volledige gebitsprothese vanwege drie verzwakte elementen (17, 23, 27) in zijn bovenkaak. Klager had op dat moment al een partiële prothese. Die voldeed goed. Gedurende het aanmeten van die volledige prothese kwam klager op zijn besluit daarover terug. Aangezien de behandeling al ver gevorderd was werd besloten een nieuwe partiële prothese aan te meten. Dit was niet noodzakelijk. Klager valt onder het regime ‘huis van bewaring’.  Hiermee werd afgeweken van het verstrekkingenpakket Vademecum DJI. Tijdens het behandeltraject werden op verzoek verschillende afspraken uitgesteld of niet nagekomen. Klager kon zelf in grote mate de kleur en uitvoeringsvorm bepalen. De desbetreffende prothese werd meermalen gepast en goed bevonden door klager. Op 18 juli 2017 werd de prothese geplaatst, waarbij gecontroleerd werd op beet, retentie, uitvoeringsvorm en kleur. Op 8 augustus 2017 was er een nacontrole. Klager liet zich toen verbaal agressief uit. Klager wilde de nieuwe prothese niet dragen en stond de tandarts niet toe om in de mond het een en ander te beoordelen. Klager was niet tevreden en de uitleg van de tandarts dat het primair om functionaliteit gaat en dat slechts beperkt voorzien kan worden in cosmetische wensen beklijfde niet.

 

3.         De beoordeling

Allereerst merkt de beroepscommissie met betrekking tot het aanhoudingsverzoek op dat zij zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht acht. De beroepscommissie zal het aanhoudingsverzoek dan ook afwijzen.

Uit de behandeling ter zitting, de stukken en met name de medische gegevens blijkt dat klager verzocht om een nieuwe prothese voor zijn bovenkaak. Op dat moment beschikte hij  al over een partiële gebitsprothese die redelijk functioneerde. Klager had nog drie tanden in zijn bovenkaak. De tandarts overwoog daarom of de resterende tanden getrokken dienden te worden en of een volledige prothese aangemeten kon worden. Daarvoor werd voorwerk verricht en werden bepaalde handelingen verricht. Klager gaf ten tijde van dat voorwerk aan af te zien van een volledige prothese. De tandarts besloot daarop een nieuwe partiële prothese te maken voor klager. Met die prothese is klager niet tevreden. Hij zit niet goed en staat voor een deel naar binnen. Klager bijt hierdoor regelmatig op zijn tong en kan daardoor niet goed eten. De beroepscommissie merkt op dat de ervaring leert dat partiële protheses meestal niet optimaal functioneren, doordat deze zich niet goed kunnen vastzuigen vanwege het ontbreken van tanden. Het bijten op de tong is onvermijdelijk. De prognose van de tandarts om alle (verzwakte) elementen te trekken en een volledige prothese aan te meten was dan ook een juiste prognose. Het is onduidelijk hoe de communicatie daarna is verlopen  en of de gevolgen voor klager duidelijk waren. Hoe dit ook zij, de beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de tandarts niet aangemerkt kan worden als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Klager zag zelf om hem moverende redenen af van een volledige prothese. Dat de tandarts daarna heeft besloten niet te stoppen met de behandeling, maar een nieuwe partiële prothese aan te meten kan aangemerkt worden als overbehandeling die evenwel niet laakbaar is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. H.J.P. Kroeze en, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 2 mei 2018

 

 

           

           

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven