Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0677/SGA, 9 april 2018, schorsing
Uitspraakdatum:09-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : 18/677/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 9 april 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E. Stap, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in detentiecentrum Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemd detentiecentrum  van 5 april 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 4 april 2018 om 9.00 uur en eindigend op 18 april 2018 om 9.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 april 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 april 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is onder andere aangevoerd dat de ingangsdatum van de disciplinaire straf niet juist is omdat verzoeker al op 3 april 2018 werd ingesloten, als ook dat de disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd, omdat de beslissing pas op 5 april 2018 aan verzoeker werd uitgereikt.

De voorzitter stelt vast dat uit het schriftelijk verslag blijkt dat verzoeker feitelijk al op 3 april 2018 om 22.49 uur werd ingesloten. Verder blijkt dat de beslissing tot oplegging van de straf is ondertekend op 5 april 2018 en dat uit het document ook geen aanwijzingen naar voren komen dat de beslissing feitelijk al eerder was genomen en uitgereikt.

De directeur gaat in zijn reactie van 6 april 2018 ook niet in op de namens verzoeker aangevoerde argumenten op dit punt.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter blijft nu onduidelijk op welke grond de insluiting op 3 april 2018 om 22.49 uur heeft plaatsgevonden en kan niet anders worden geconcludeerd dat het nemen van de beslissing tot oplegging van de straf en de uitreiking daarvan langer dan 24 uur nadien hebben plaatsgevonden.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van de directeur niet voldoet aan de wettelijke vormvoorschriften als bepaald in artikel 58 van de Pbw.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van J. Warntjes, secretaris, op 9 april 2018.

                               

secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven