Nummer : 18/694/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 11 april 2018
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens
[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 4 april 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf voor de duur van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 4 april 2018 om 12.45 uur en eindigend op 18 april 2018 om 12.45 uur, wegens het bezit van twee smartphones en bijbehorende SD-kaartjes.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 april 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 april 2018.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Namens verzoeker is niet weersproken dat verzoeker in het bezit was van twee smartphones. Het bezit van een smartphone is strafwaardig en daarvoor mocht de directeur een disciplinaire straf opleggen. Nu geen omstandigheden zijn aangevoerd die dat bezit kunnen rechtvaardigen, is er in zoverre hoe dan ook geen aanleiding voor een toewijzing van het verzoek.
Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt. Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt in beginsel een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel voor het bezit van een GSM. In de Sanctiekaart wordt een smartphone niet met zoveel woorden genoemd. Hoewel de functies van een GSM en een smartphone niet identiek zijn, verstaat de voorzitter de Sanctiekaart aldus dat onder een GSM tevens een smartphone moet worden verstaan. In de penitentiaire praktijk wordt veelal de term ‘mobiele telefoon’ gebruikt, zonder dat daarbij expliciet wordt aangegeven dat het om een GSM of smartphone gaat.
Dit brengt met zich dat, indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden.
Wat er ook zij van de nadere toelichting door de directeur, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan niet worden gezegd dat de opgelegde straf disproportioneel is, gelet op het feit dat het in dit geval gaat om niet één, maar twee smartphones. De namens verzoeker aangevoerde argumenten, dat de straf disproportioneel zou zijn, mede omdat een van de twee toestellen geheel onbruikbaar bleek, omdat de SD-kaartjes onderdeel van de toestellen zijn en de toestellen ook maar bij één persoon werden aangetroffen, acht de voorzitter, voorlopig oordelend, niet van belang, omdat het dan nog steeds gaat om meerdere overtredingen.
Gelet op het vorenstaande zijn er geen termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu niet op voorhand gesteld kan worden dat de beslissing van de directeur onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van J. Warntjes, secretaris, op 11 april 2018.
secretaris voorzitter