Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2777/GA, 7 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:07-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2777/GA

betreft: [klager]            datum: 7 mei 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen (OH 2017/068), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 19 april 2018, gehouden in het justitieel centrum Zaanstad.

De directeur van de p.i. Achterhoek heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Klager, die in vrijheid is gesteld en is opgeroepen op zijn huisadres, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan vijf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee maanden, wegens de onttrekking aan toezicht en het veroorzaken van onrust op de afdeling door schreeuwen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij had niet de intentie om zonder toestemming ergens heen te gaan. Volgens hem was hij ‘reserve’, wat betekent dat hij op het laatste moment uitvallers kon vervangen. Van deze gangbare situatie was sprake. Er viel iemand uit en hij nam de opengevallen plek in. Hij kreeg daartoe een pasje. Zonder pasje kan men niet van de afdeling af en de p.i.w.’ers geven het pasje af. Er kunnen maar twaalf personen mee naar de sport en daar houdt de sportleraar scherp toezicht op.

Dit betekent dat het niet mogelijk is dat er een dertiende persoon meegaat. Klager heeft volgens hem dus op een reglementaire manier aan de sport deelgenomen. Voor de beschuldiging van schreeuwen geldt dat hij een luide manier van praten heeft. Als hem verzocht wordt om zijn stemgeluid te verlagen, doet hij dat zeker. Kennelijk heeft de p.i.w.’er het rapport kracht bij willen zetten door te stellen dat klager schreeuwde en daarmee onrust veroorzaakte. Het is opmerkelijk dat hem pas enkele uren na het schreeuwen daarvoor een rapport werd aangezegd.   

De directeur heeft aan het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep toegevoegd dat aan gedetineerden geen pasjes worden verstrekt om naar de sport te kunnen gaan. Gedetineerden kunnen zich via een lijst op de afdeling tot vijftien minuten voor aanvang van de sport opgeven voor de sport. Er is plaats voor maximaal twaalf gedetineerden per sportmoment. De deelname aan de sport is geregeld in paragraaf 3.3. van de huisregels.

 

3.         De beoordeling

Uit het bij de stukken gevoegde schriftelijke verslag volgt dat aan klager is meegedeeld dat hij niet naar de sport kon omdat vijftien gedetineerden op de lijst stonden en maar twaalf mee konden naar de sport. Daarna is meermalen geconstateerd dat klager schreeuwde over de afdeling. Na het opstarten van de sport bleek dat klager niet meer op de afdeling was en zonder toestemming naar de sport was gegaan.

Klager heeft aangevoerd dat het feit dat hij een pasje had, aantoont dat hij zich niet aan toezicht heeft onttrokken.

De directeur heeft uitdrukkelijk aangegeven dat aan gedetineerden geen pasjes worden verstrekt om naar de sport te gaan.

Gelet op het bovenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het standpunt van klager dat hij op reglementaire wijze, mét het daarbij horende pasje, aan de sport heeft deelgenomen onjuist is. De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat klager zich aan toezicht heeft onttrokken en dat hij over de afdeling heeft geschreeuwd. De aan hem in verband met het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting opgelegde disciplinaire straf kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met aanvulling van de gronden als hiervoor weergegeven.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 mei 2018.                               

            

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven