Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1775/GV, 4 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1775/GV

betreft: [klager] datum: 4 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.C.L.van de Corput, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken, waaronder een toelichting van klager van 14 augustus 2003 en een toelichting van zijn raadsman van 15 augustus 2003.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De belastingdienst heeft beslag gelegd op klagers woning en bedrijfspand wegens belastingschulden. Voorts wordt klagers bedrijf met sluiting bedreigd. Om een regeling met debelastingdienst te kunnen treffen is het noodzakelijk dat klager zelf zijn boekhouding bijeen zoekt. In december 2002 is klagers voorlopige hechtenis een paar dagen geschorst om zijn bedrijfsvoering op orde te brengen. Op dat momentwas een groot deel van de boekhouding echter nog niet door de politie/FIOD teruggegeven.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht drie weken strafonderbreking om regelingen te kunnen treffen met de belastingdienst en de milieu-inspectie. Klagers 18-jarige zoon, die de zaken waarneemt, zou de problemen niet meer het hoofd kunnen bieden. Klagerheeft een positieve gedragsrapportage. Daar staat tegenover dat hij sinds 1974 met justitie in aanraking komt. Tijdens zijn huidige detentie is zijn voorlopige hechtenis van 20 december 2002 tot 3 januari 2003 geschorst om orde opzaken te stellen. Klagers v.i.-datum is thans bepaald op 8 april 2005. Er lopen nog meerdere zaken tegen klager: een ‘ontnemingszaak’, een strafzaak waarin in eerste aanleg 36 maanden is geëist en een strafzaak, opnieuw een‘ontnemingszaak’, in cassatie.
Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij meermalen een gevangenisstraf heeft ondergaan en zodoende de consequenties van zijn handelen, die tot de onderhavige vrijheidsbeneming hebben geleid, goed heeft kunnen overzien. Bovendienlopen er nog meerdere strafzaken tegen klager, waaronder een zaak waarin in eerste aanleg een forse gevangenisstraf tegen klager is geëist.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Grave heeft, hoewel klager gedragsmatig goed functioneert, geadviseerd de gevraagde strafonderbreking niet te verlenen, gelet op de openstaande strafzaken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek en een gevangenisstraf van 22 maanden met aftrek, wegens heling en gewoonteheling en overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. De wettelijk vroegstmogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 april 2005.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

De beroepscommissie stelt het volgende vast. Klager komt sinds 1974 met justitie in aanraking en heeft reeds meerdere detenties ondergaan. Van 20 december 2002 tot 3 januari 2003 is klagers voorlopige hechtenis geschorst teneindehem in de gelegenheid te stellen orde op zaken te stellen. Hij ondergaat thans een langdurige vrijheidsstraf; zijn v.i.-datum is vooralsnog bepaald op 8 april 2005. Er lopen nog meerdere strafzaken tegen klager, te weten twee‘ontnemingszaken’ en een strafzaak waarin in eerste aanleg een forse gevangenisstraf is geëist.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de afwijzing van klagers verzoek tot strafonderbreking niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 4 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven