Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1557/GV, 21 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1557/GV

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.A.Appelman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juli 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft ooit cocaïne gebruikt. Hij is echter al voor zijn detentie met het gebruik ervan gestopt. Tweemaal heeft hij commentaar gehad naar aanleiding van geconstateerde onregelmatigheden bij gelegenheid van een celinspectie.Daarna heeft hij nooit meer aanmerkingen gehad. Hij werkt hard op de werkzaal. Voorafgaande aan zijn verlofaanvraag heeft hij negatief gescoord op urinecontroles. Het feit dat hij tegen zijn mentor heeft gezegd wel eens geblowd tehebben, mag hem niet zo zwaar worden aangerekend dat hem verlof wordt geweigerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers gedrag in de inrichting waar hij momentee1 verblijft laat op een aantal gebieden te wensen over. Naast het feit dat hij regelmatig op zijn hygiëne en arbeidsprestaties moet worden aangesproken baart zijnverslavingsproblematiek zorgen. Klager heeft aangegeven de verleiding niet te kunnen weerstaan. Hij heeft er lang over gedaan om zijn verlofaanvraag in te dienen bij het BSD, omdat hij bang was positief te scoren op het gebruik vandrugs. Klager is nu een aantal weken goed bezig, maar deze periode is te kort om echt vertrouwen te hebben in het feit dat klager buiten de verleiding tot druggebruik kan weerstaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Flevoland heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers gedag binnen de inrichting en het feit dat hij heeft gewacht met het indienen van zijnverlofaanvraag tot het moment dat hij er zeker van was dat hij negatief op een urinecontrole zou scoren.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens diefstal en diefstal met geweldpleging. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 10 maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt opof omstreeks 19 december 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicatie voor verlof onvoldoende aanwijzingenzijn. Zij overweegt hierbij dat het enkele gegeven dat de klager in het verleden als gebruiker van drugs bekend stond en ook enkele malen positief heeft gescoord op een urinecontrole op zich ontoereikend is om tot weigering vanverlof over te gaan. Te meer nu uit de stukken is gebleken dat de laatst gehouden urinecontrole met positieve uitslag dateert van 16 oktober 2002 (ruim acht maanden voor zijn onderhavige verlofaanvraag) terwijl klager negatief heeftgescoord op de urinecontrole op 6 juni 2003 welke verband hield met zijn verlofaanvraag. Het enkele vermoeden dat klager heeft gewacht met het indienen van zijn aanvraag totdat hij er zeker van was dat hij negatief zou scoren is indit verband niet toereikend. Tevens is van belang dat de v.i.-datum nabij is. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. Deafwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestredenbeslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken,acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 21 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven