Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2939/GA, 3 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2939/GA

 

betreft: [klager]            datum: 3 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 september 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager door toedoen van de casemanager te lang in een huis van bewaring (hvb) heeft moeten verblijven (G-2017-000246).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

De overplaatsing van klager van het hvb naar de gevangenis heeft te lang geduurd. Dit is te wijten aan de nalatigheid van de casemanager. Handelen van de casemanager moet worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag openstaat. De directeur is als (functioneel) leidinggevende verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de casemanager, hetgeen inhoudt dat het handelen van de casemanager is toe te rekenen aan de directeur. Hiertoe verwijst klagers raadsvrouw naar RSJ 18 augustus 2015, 15/1127/GA. Klager heeft zijn klacht ingediend op het moment dat de casemanager (nog) niets had ondernomen. De klacht is dan ook tijdig ingediend. De directeur geeft aan dat de casemanager geen actie heeft ondernomen en dat een selectie naar een gevangenis ongeveer zes weken in beslag neemt. Klager is echter pas op 12 mei 2017 naar een gevangenis overgeplaatst, terwijl hij reeds op 1 februari 2017 tot een vrijheidsstraf is veroordeeld. Klager heeft herhaaldelijk door middel van verzoekbriefjes om een gesprek met zijn casemanager verzocht. Hierop is geen reactie ontvangen. Eerst nadat klager de klacht had ingediend werd actie ondernomen. Indien klager eerder naar een gevangenis zou zijn overgeplaatst, had klager ook eerder in aanmerking kunnen komen voor het plusprogramma. Klager verzoekt een tegemoetkoming.

De directeur houdt vast aan het gestelde in het verweerschrift in beklag en sluit zich aan bij de beslissing van de beklagcommissie.

 

3.         De beoordeling

Het handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw openstaat. Nu het beklag ziet op de omstandigheid dat klager door toedoen van de casemanager te lang in een hvb zou hebben moeten verblijven, valt het beklag onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Pbw zijn gevangenissen bestemd voor de opneming van personen die, al dan niet onherroepelijk, tot een gevangenisstraf zijn veroordeeld.

In paragraaf 4.3.3.1 van de huisregels van de locatie Sittard is bepaald dat de casemanager met een selectieprocedure voor plaatsing in een gevangenis begint wanneer een gedetineerde onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf en het strafrestant meer dan drie maanden bedraagt.

Vaststaat dat klager op 1 februari 2017 is veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf en dat klager op 12 mei 2017 naar de gevangenisafdeling van de locatie Sittard is overgeplaatst. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat een selectie naar een gevangenis ongeveer zes weken in beslag neemt en dat de casemanager geen actie heeft ondernomen.

Op grond van het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager na zijn veroordeling tot een gevangenisstraf te lang in een hvb heeft verbleven. De casemanager –

en daarmee de directeur – heeft nagelaten op het moment waarop de aan klager opgelegde gevangenisstraf onherroepelijk was de volgens de huisregels voorgeschreven procedure te starten. Die procedure – zo begrijpt de beroepscommissie – dient ertoe te leiden dat de selectiefunctionaris de beslissing neemt klager over te plaatsen naar een gevangenis. Als gevolg van dat nalaten – zo erkent ook de directeur – is de selectiebeslissing genomen ruim buiten de gebruikelijke termijn van zes weken. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 25,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=. 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van

M.G. Bikker, secretaris, op 3 april 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven