Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2948/GA, 3 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2948/GA

betreft: [klager]            datum: 3 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 augustus 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman J.P.R. Broers, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. het klager onthouden van toegang tot de medische dienst, terwijl dat in het belang van klagers gezondheid noodzakelijk was (SC 2017/236);
b. de omstandigheid dat het personeel klager niet naar het toilet heeft geholpen
(SC 2017/236);
c. de door de inrichtingsarts bepaalde wijze waarop klager naar het ziekenhuis moet worden vervoerd (SC 2017/237); en
d. de omstandigheid dat de inrichtingsarts geen gehoor heeft gegeven aan klagers verzoek hem te spreken (SC 2017/237).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het beklag richt zich tegen de schending op het recht op verzorging als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Pbw. De directeur heeft niet voldaan aan zijn zorgplicht een arts beschikbaar te stellen nadat klager uitvalverschijnselen had aan zijn been. Ook heeft de directeur niet het juiste vervoer voor klagers operatie geregeld. Ten aanzien van beide feiten heeft klager medisch beklag ingediend. Er wordt te lichtvaardig en gemakkelijk over klagers medische problematiek gedacht. De beklagcommissie heeft het beklag ter bemiddeling aan het hoofd van de medische dienst verzonden. De medische dienst heeft echter niets ondernomen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 42, derde lid onder a en b, van de Pbw draagt de directeur zorg dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur en op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is. Daaruit vloeit voort dat de directeur een gedetineerde adequate toegang tot de medische dienst moet bieden.

Ten aanzien van klacht a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Zij verstaat klagers klacht als te zijn gericht tegen het hem onthouden van toegang tot de medische dienst, terwijl dat in het belang van zijn gezondheid noodzakelijk was. Nu dit een in artikel 42, derde lid, van de Pbw vastgelegde zorgplicht van de directeur betreft, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient klager alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat de aan de inrichting verbonden arts klagers gezondheid op de desbetreffende dag heeft beoordeeld en hem pijnmedicatie heeft voorgeschreven. De beroepscommissie ziet geen reden aan het voorgaande te twijfelen en acht aannemelijk geworden dat de toegang tot de medische dienst was gewaarborgd. De directeur heeft hiermee voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

Hetgeen in beroep ten aanzien van klacht b., c. en d. is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake klacht a., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de klachten b., c. en d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 3 april 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven