Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2960/GA, 23 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2960/GA

betreft: [Klager]           datum: 23 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Roermond, gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,  gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. N. Tanoǧlu en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens het zich provocerend opstellen richting het personeel en het verstoren van de orde (R-2017-000130).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de opgelegde straf de duur van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft overschreden en klager een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beslissing klager te sanctioneren met vijf dagen opsluiting in eigen cel wegens het verstoren van de orde, rust en veiligheid in de inrichting berust deels op de beleidsvrijheid van de directeur, waarbij de Pbw de mogelijkheid biedt een disciplinaire straf van maximaal veertien dagen opsluiting op te leggen en waarin de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 richtinggevend is. Klager heeft de orde en rust in de inrichting in korte tijd herhaaldelijk verstoord, te weten op 29 mei, 20 juni, 25 juni en 11 juli 2017. Dit is voor klager inzichtelijk in zijn detentie- en re-integratieplan. 

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de oplegging van een disciplinaire straf ongegrond verklaard, het beklag gegrond verklaard voor zover de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf de duur van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel overschrijdt en klager zodoende een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend. Het beroep ziet uitsluitend op het onderdeel van het beklag dat door de beklagcommissie gegrond is verklaard. Zodoende staat thans niet ter discussie dat de directeur klager in redelijkheid een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen voor de gedragingen zoals die uit het ter zake opgemaakte verslag van 20 juni 2017 blijken.

De beroepscommissie stelt vast dat voor de gedragingen zoals die in het onderhavige geval aan de strafoplegging ten grondslag liggen, ingevolge de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 – anders dan de beklagcommissie heeft overwogen – een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel kan worden opgelegd. Nu in de onderhavige procedure, zoals hiervoor is overwogen, vaststaat dat de directeur klager voor voormelde gedragingen een disciplinaire straf kon opleggen, is de beroepscommissie, gelet op het voorgaande en op de landelijk geldende Sanctiekaart 2016, van oordeel dat de directeur een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel had kunnen opleggen. De directeur mag weliswaar in een voor de gedetineerde ongunstige zin van de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 afwijken, maar dit dient hij te motiveren. Van een dergelijke motivering is in het onderhavige geval niet gebleken.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie wat betreft de duur van de opgelegde disciplinaire straf vernietigen en bepalen dat klager een tegemoetkoming toekomt voor zover de opgelegde disciplinaire straf de duur van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft overschreden. Zodoende stelt de beroepscommissie de aan klager toe te kennen tegemoetkoming vast op € 15,=.  

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de duur van de opgelegde disciplinaire straf en matigt de door de beklagcommissie aan klager toegekende tegemoetkoming tot € 15,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 23 april 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven