Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3098/GV, 13 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3098/GV

Betreft: [klager]            datum: 13 maart 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 augustus 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen voor een maximale duur van negen uren en met bijzondere voorwaarden, inhoudende een alcoholverbod, een urinecontrole bij terugkomst in de inrichting en het zich houden aan de – met de mentor – gemaakte afspraken. Het beroep is gericht tegen de maximale duur van het verleende verlof van negen uren.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof had voor de duur van zestig uur moeten worden toegewezen. Op 28 februari 2017 is klager op grond van artikel 23, derde lid, van de Pbw geselecteerd voor plaatsing in Exodus. Bij beslissing van 5 juli 2017 heeft de directeur dit verblijf beëindigd, omdat klager bij herhaling het gestelde alcoholverbod zou hebben overtreden. De directeur heeft kennelijk in deze terugplaatsing aanleiding gezien het onderhavige verzoek niet in zijn geheel toe te wijzen. Het tijdsverloop tussen het feitelijke moment van terugplaatsing en de bestreden beslissing is bijna drie maanden. In deze periode hebben zich geen incidenten voorgedaan. De beslissing van de Staatssecretaris is daarom onredelijk en onbillijk. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te nemen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit klagers registratiekaart volgt dat klager op 29 november 2017 in vrijheid is gesteld. Het belang aan klagers beroep is dan ook komen te ontvallen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op grond van een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, drugsmisbruik of een poging tot invoer van contrabande en wegens gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van een algemeen verlof voor de duur van één dag met bijzondere voorwaarden, inhoudende een alcoholverbod, een urinecontrole bij terugkomst in de inrichting en het zich houden aan de met de mentor gemaakte afspraken.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hierbij is aangegeven dat bij klager sprake is van een delictspatroon en van een terugval ten aanzien van zijn alcoholgebruik. Klager is niet betrouwbaar met betrekking tot het nakomen van afspraken, nu hij ten tijde van zijn verblijf in Exodus in strijd met de (huis)regels alcohol heeft genuttigd.

De reclassering geeft aan dat sprake is van een matig recidiverisico. Klager heeft een behandeling ondergaan en lijkt, mede gelet op negatieve urinecontroles, abstinent van alcohol te zijn. Niettemin blijft klagers alcoholgebruik een risicofactor. Er is onvoldoende zicht op hoe klager zich buiten detentie zal handhaven.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager onderging een gevangenisstraf van vier jaar, wegens poging tot doodslag, en aansluitend 29 dagen vervangende hechtenis in het kader van de wet Terwee. Op 29 november 2017 is klager in vrijheid gesteld.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Vaststaat dat klager op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw op 1 maart 2017 in Exodus te Rotterdam is geplaatst, teneinde daar een detentievervangende behandeling te ondergaan. Dit verblijf is op 2 juni 2017 beëindigd, omdat klager herhaaldelijk het alcoholverbod heeft overtreden en zich daarmee niet aan de bijzondere voorwaarde van de detentievervangende behandeling heeft gehouden.

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande van oordeel, dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen de duur van het verleende algemene verlof te verminderen tot negen uur. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 13 maart 2017

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven