Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4327/TA, 26 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/4327/TA

Betreft:            [klager]            datum: 26 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.N. Vermeij, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 december 2017 genomen beslissing van het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J.N. Vermeij, en namens het hoofd van de inrichting […], en […].

Klager heeft voorafgaand aan de zitting van 6 april 2018 bezwaar gemaakt tegen deelname van mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester aan de beroepscommissie, omdat zij uitspraak heeft gedaan op een schorsingsverzoek hangende het beroep tegen de bestreden beslissing. Genoemd lid was daarom niet aanwezig bij de behandeling van het beroep; in haar plaats heeft mr. drs. L.C. Mulder meebeslist op de stukken.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het hoofd van de inrichting heeft op 28 december 2017 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing voldoet niet aan de vereiste subsidiariteit. Er is een behandelimpasse omdat de inrichting vasthoudt aan een niet te falsificeren “waanstoornis” van klager – welke waan zou inhouden dat klager coeliakie of een andere gluten-gerelateerde aandoening heeft – en de inrichting weigert het door klager verlangde onderzoek op basis van het zogeheten Salerno-protocol te doen naar ‘Non Celiac Gluten Sensitivity’ (NGCS) waaraan klager mogelijk lijdt. Dit Salerno-protocol is een wetenschappelijk protocol betreffende onderzoek dat weinig ingrijpend en relatief goedkoop is en slechts zeven weken duurt. Tegen die achtergrond is het doorbreken van de behandelimpasse met een a-dwangbehandeling prematuur, te zwaar en onvoldoende gemotiveerd waardoor klagers persoonlijke integriteit wordt aangetast. De werkzaamheid van de voorgeschreven dwangmedicatie is niet afdoende wetenschappelijk onderbouwd, nu klager in zijn optiek niet lijdt aan een psychotische stoornis. De stelling van de inrichting dat er ‘voldoende evidentie’ zou zijn voor een behandeling met antipsychotica wordt onvoldoende onderbouwd. Aanvankelijk is gestart met orale medicatie. Het feit dat daarbij geen bloedspiegel detecteerbaar was, past bij het beeld van het niet goed opnemen van stoffen door klagers darmen. Volgens de inrichting is het effect van dwangbehandeling door middel van een depot bij klager minimaal. Dat hangt samen het feit dat de werkzaamheid van de medicatie voor klagers specifieke aandoening niet afdoende is ondersteund door empirisch onderzoek. Klager zal gaan meewerken aan (verdere) psychiatrische behandeling als somatisch onderzoek zou uitwijzen dat bij hem géén sprake is van NGCS. De stelling van de inrichting dat behandeling op vrijwillige basis niet mogelijk is, is dus onjuist.

Verder is het beweerdelijke gevaar niet voldoende gemotiveerd. Het aantal kleine incidenten, waarbij klager kennelijk ‘gekrenkt’ was, wordt niet aan een waan van klager maar aan zijn narcistische persoonlijkheid gerelateerd. De inrichting verwacht een groot risico op ernstiger gevaar buiten de inrichting door de waanstoornis, maar dat wordt op geen enkele wijze concreet onderbouwd. Er is slechts sprake van speculatie en een vage omschrijving van gevaar. Klager heeft weliswaar (dreigende) uitspraken gedaan, onder meer over een bomgordel, maar dat deed hij om tbs te krijgen of om behandelaars op de kast te krijgen. Hij wilde tbs om binnen een tbs-inrichting objectief te laten vaststellen dat hij lijdt aan glutenintolerantie, met het gecontroleerde dieet volgens het Salerno-Protocol, om met het bewijs van die glutenintolerantie in een civiele procedure een schadeclaim in te dienen wegens een bijna levenslange ‘misdiagnose’ met gezondheidsschade als gevolg. Er is geen recidivegevaar nu voor klager, in tegenstelling tot in 2013, alternatieve wegen openstaan, te weten het voeren van juridische procedures via de na zijn indexdelict van kracht geworden Wet kwaliteit, klachten en geschillen, het klokkenluidersplatform Publeaks en de ‘no cure no pay’- regeling voor letselschade.

Klager heeft ter zitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.

Klager heeft met toestemming van premier Rutte en de AIVD zijn indexdelict (het gooien van molotovcocktails tegen het voormalige gebouw van het ministerie van VWS) gepleegd. Klager weet al sinds 2004 dat hij volgens de Nederlandse norm geen coeliakie heeft. In Nederland wordt op een andere wijze dan in andere Europese landen de diagnose coeliakie gesteld. De AIVD weet dat de kwaliteit van de Nederlandse zorg significant afwijkt van de rest van Europa. In geval van een volksopstand zou de AIVD een groot probleem hebben en daarom had de AIVD liever dat klager daar aandacht voor vroeg via zijn delict. Men kent klager al 20 jaar. Ook het gebruik van molotovcocktails was vooraf door de AIVD met klager besproken.

In de inrichting is hem de mogelijkheid geboden een glutenvrij dieet te volgen, maar daarvan maakt klager geen gebruik want alleen door gluten te eten, kan hij antistoffen aanmaken waardoor zijn gezondheid achteruit gaat (klager heeft in dit verband ter zitting een formulier van de Nederlandse Coeliakie Vereniging overgelegd, waarop symptomen van coeliakie staan vermeld die zijns inziens alle bij hem zijn waar te nemen). Klager heeft eerder op eigen initiatief een aantal weken geen gluten gegeten, maar toen werd hem gezegd dat hij dat niet had moeten doen omdat men dan bij onderzoek niets kon vinden. Glutenvrij eten in de inrichting is nagenoeg onmogelijk.

Er is geen enkel bewijs dat hij zou lijden aan een psychiatrische stoornis. Maar als uit de test volgens het Salerno-protocol naar voren komt dat hij geen coeliakie/NGCS heeft, is sprake van een waan en heeft de inrichting een punt. Hij heeft in de inrichting niets van behandeling gemerkt. Zijn gemaximeerde tbs eindig op 21 november 2019.

Namens het hoofd van de inrichting is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is gediagnosticeerd met een waanstoornis, cocaïnemisbruik (in remissie) en een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en schizotypische trekken. Er is sprake van een zeer uitgebreid waansysteem rond de gezondheidszorg in het algemeen en rond zijn vermeende (somatische) aandoening, coeliakie, in het bijzonder. Klager beweert al vele jaren dat hij continu klachten ervaart door zijn coeliakie. Deze diagnose is echter nooit gesteld, ondanks het feit dat hiernaar de afgelopen jaren vele malen uitgebreid onderzoek is gedaan, ook door de internist die aan de inrichting is verbonden.

In het licht van klagers waanstoornis is de coeliakie zelf (of een andere vorm van glutenintolerantie) in wezen irrelevant: ook indien in de toekomst coeliakie of een andere glutenintolerantie zou worden gediagnosticeerd, doet dat niets af aan die waanstoornis. Klager heeft een sterke preoccupatie met zijn somatische klachten en de miskenning daarvan zoals hij die ervaart. Ziekte en vermoeidheid zijn een rode draad in klagers eigen visie op zijn levensloop, en daaraan wijt hij alles wat in zijn leven is misgegaan. Klager is ervan overtuigd dat rond coeliakie, maar ook bijvoorbeeld Q-koorts, wordt samengespannen door het ministerie van VWS, dat artsen zou aansturen deze diagnose niet te stellen. Klager betrekt ook anderen in zijn waan, zoals premier Rutte, het afdelingshoofd van de gevangenis waar hij heeft verbleven, de officier van justitie en een rapporteur van het NIFP. Zij zouden allen hebben bevestigd dat klager gelijk heeft en dat hij een schadevergoeding zou ontvangen. Klager zou in goed contact staan met de AIVD die toestemming zou hebben gegeven voor zijn indexdelict. Klager denkt dat veel patiënten in de inrichting ook coeliakie hebben en dat dit veel van hun problemen verklaart. Volgens klager zijn dankzij zijn indexdelict bepaalde wetten aangenomen.

Naast de waanstoornis is sprake van narcistische problematiek, waardoor klager zich snel gekrenkt voelt. Dit kan soms leiden tot impulsieve agressiviteit.

Aan klager wordt geen somatische zorg geweigerd en zijn ideeën over glutenintolerantie worden serieus genomen. De aan de inrichting verbonden internist heeft het voorgestelde Salerno-protocol in zijn vakgroep besproken en thans wordt onderzocht hoe het onderzoek bij klager zou kunnen worden uitgevoerd. De behandeling van de internist vindt onafhankelijk van de psychiatrische behandeling en diagnostiek plaats en is daarop ook niet van invloed: een eventuele somatische diagnose zal de indicatie voor psychiatrische behandeling niet wegnemen.

Binnen de inrichting heeft klager enkele incidenten veroorzaakt waarbij (vooral na krenking) sprake was van agressief of sterk geagiteerd gedrag (poging een staflid te slaan met zijn kasboek; neus aan neus gaan staan met een staflid en op diens tenen gaan staan; zich dreigend uitlaten tegenover een verpleegkundige). Door klagers narcistische persoonlijkheid bestaat risico op af en toe kleine incidenten, ook binnen de inrichting. De inrichting ziet echter een groot risico op ernstiger gevaar buiten de inrichting door klagers waanstoornis. Klager verwacht dat zijn tbs wordt opgeheven zodra hij de diagnose coeliakie of NCGS weet te bewijzen. Maar de waanstoornis is dan nog onverminderd aanwezig. Ook heeft klager geen spijt van zijn delict. Klager beaamt dat hij bereid is grenzen over te gaan om zijn punt te maken en dat hij daarbij (ook) in de toekomst agressie zou kunnen gebruiken. Aangezien de waanstoornis nu nog evenzeer op de voorgrond staat als voorafgaand aan de tbs, zal het risico na beëindiging van de tbs zonder adequate behandeling nog ongeveer even groot zijn als ten tijde van het indexdelict. Mogelijk is het risico zelfs groter wanneer klager zich realiseert dat hij vermoedelijk geen schadevergoeding zal krijgen. Dit kan zijn boosheid voeden en hem krenken. Er is een groot risico op herhaling van het indexdelict, maar er is ook een groot risico dat klager overgaat op agressie die gericht is tegen personen en niet (alleen) tegen goederen, aangezien hij daar al eerder mee gedreigd heeft en in de inrichting fysieke agressie jegens personen heeft laten zien.

Er is direct relatie tussen het gevaar voor recidive en de waanstoornis. Motivatie voor agressie vindt klager in zijn waan over coeliakie/NCGS en het vermeende falen van de gezondheidszorg. Door die waan voelt klager zich benadeeld en miskend en is hij daarmee sterk gepreoccupeerd, waarbij hij de daaropvolgende boosheid en krenking kan uiten in forse agressie. Hij wil daarmee zijn onvrede over het falen van de gezondheidszorg duidelijk maken en klager denkt dat zijn acties effect kunnen hebben op de politiek.

De inrichting heeft ruim een jaar geprobeerd klager te bewegen vrijwillig enige vorm van behandeling te ondergaan, maar dit is tot op heden niet gelukt. Klager is niet bereid zijn waan in een psychotherapeutische setting te benaderen. Het is ook niet gelukt zijn ziektebesef te vergroten door psycho-educatie. Hoewel wetenschappelijk onderzoek naar de medicamenteuze behandeling van waanstoornissen niet omvangrijk is en het regelmatig een laag ‘level of evidence’ heeft, is er inmiddels in de wetenschappelijke literatuur voldoende evidentie dat antipsychotica wel degelijk effectief zijn bij wanen en dat het verantwoord is deze behandeling in de praktijk toe te passen. Er is getracht minder ingrijpende behandelingen in te zetten. Hieraan wenst klager niet mee te werken, waarbij hij ook ernstig beperkt wordt door de afwezigheid van ziektebesef. Er is geen enkele ingang voor een vrijwillige behandeling met antipsychotica, waardoor het resocialisatieproces stagneert. Er is daarom geen andere mogelijkheid dan een medicamenteuze behandeling.

Tot op heden heeft de a-dwangbehandeling nog niet het gewenste effect. De bloedspiegel was heel even meetbaar, maar door het overgaan van orale inname naar depottoediening – om er zeker van te zijn dat klager zijn medicatie binnen krijgt – duurt het lang voordat de bloedspiegel weer meetbaar wordt. Gehoopt wordt dat door de medicatie klagers waansysteem afneemt of ingekapseld wordt en dat klagers preoccupatie met de door hem ervaren misstanden in de gezondheidszorg afneemt.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Het hoofd van de inrichting heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht. Het hoofd van de inrichting heeft de verklaringen van de twee psychiaters overgelegd. Die verklaringen voldoen aan de vereisten als neergelegd in artikel 16c, tweede lid, Bvt. Voorts heeft het hoofd van de inrichting het behandelingsplan overgelegd, waarin de mogelijkheid tot toepassing van a-dwangbehandeling is vermeld.

Uit de stukken en het behandelde ter zitting komt het volgende naar voren.

Klager heeft al vanaf jonge leeftijd moeite ingebed te raken in de maatschappij en heeft zich onvoldoende kunnen ontplooien, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een narcistische persoonlijkheid met antisociale en schizoïde trekken, waarin grootheidsgevoelens, een behoefte aan bewondering en een gebrek aan empathie steeds sterker naar de voorgrond zijn getreden. Daarnaast ontstond bij klager een hardnekkige preoccupatie met ziekte, welke preoccupatie zich heeft ontwikkeld tot een waanachtige interpretatie van zijn lichamelijke klachten. Zijn identiteit lijkt hij zich in de loop der jaren te zijn gaan ontlenen aan de glutenintolerantie waaraan hij zou lijden. Klagers strijd om erkenning van zijn vermeende lichamelijke klachten betreffen de strijd om erkenning van hem als persoon vanwege het zeer uitgebreide waansysteem rond de gezondheidszorg en in het bijzonder rond coeliakie/NCGS. Zeer aannemelijk is dat, ook als coeliakie of een andere vorm van glutenintolerantie bij klager zou worden vastgesteld, dit de waanstoornis geenszins doet verminderen. Klagers wanen hebben klaarblijkelijk ook een beschermende functie waardoor hij in staat is een slachtofferrol aan te nemen en geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor mislukkingen, hetgeen nauw samenhangt met klagers persoonlijkheidsproblematiek. De combinatie van zijn persoonlijkheids-problematiek en zijn waanstoornis heeft er uiteindelijk toe geleid dat klager is verzand in een strijd om erkenning van zijn coeliakie vanuit de medische wereld waar hij uiteindelijk het ministerie van VWS verantwoordelijk voor houdt en op grond waarvan hij tot zijn indexdelict is gekomen.

Klager verblijft sinds 11 januari 2016 in de inrichting; zijn tbs is gemaximeerd. Tot op heden heeft nog geen op resocialisatie gerichte behandeling kunnen plaatsvinden. Klager heeft geen ziektebesef, hij wil niet meewerken aan behandeling in een psychotherapeutische setting en hij weigert vrijwillige inname van anti-psychotische medicatie. Zijn waanstoornis staat nu nog evenzeer op de voorgrond als voorafgaand aan de tbs. Zonder adequate behandeling is het risico op herhaling van delictgedrag na beëindiging van klagers tbs en zijn terugkeer in de maatschappij volgens de psychiaters daarom even groot als ten tijde van het indexdelict. Mogelijk is het risico zelfs groter als klager zich realiseert dat hij geen schadevergoeding wegens de volgens hem falende gezondheidszorg zal krijgen. Daarbij zien de psychiaters gevaar voor agressie tegen niet alleen goederen, maar ook personen. Er is volgens de psychiaters geen andere mogelijkheid om het gevaar op langere termijn buiten de inrichting te verminderen dan door behandeling van de waanstoornis met antipsychotica.

In het licht van het voorgaande is aannemelijk dat – los van verder somatisch onderzoek bij klager naar coeliakie of NCGS – behandeling van klagers waanstoornis met anti-psychotische medicatie noodzakelijk is teneinde klagers waansysteem te doen afnemen of in te kapselen, opdat klagers preoccupatie met door hem ervaren misstanden in de gezondheidszorg afneemt en een op resocialisatie gerichte behandeling (binnen de gemaximeerde tbs) mogelijk wordt waardoor het recidiverisico zal kunnen afnemen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichting voldoende gemotiveerd dat de noodzaak voor a-dwangbehandeling aanwezig is vanwege een uit de stoornis voortkomend gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en maatschappelijke teloorgang van klager, en dat zonder de a-dwangbehandeling dit gevaar niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Gelet op de informatie uit de verklaringen van de psychiaters en het behandelingsplan (zoals hierboven is weergegeven) is de beroepscommissie voorts van oordeel dat de a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 april 2018.

 

          

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven