Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2712/GB, 16 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2712/GB

Betreft:            [klager]            datum: 16 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopman, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen overplaatsing vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel naar de p.i. Nieuwegein ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager heeft een detentiehistorie sedert 2001 en is voor zijn recente strafzaak sedert 23 december 2011 gedetineerd. Hij verblijft thans in de p.i. Lelystad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De reisafstand naar Nieuwegein belemmert bezoek van familieleden en meer bijzonder de omgang met zijn kind dat hij met zijn voormalige partner heeft. Er is sprake van schending van artikel 8 EVRM. Klager zou moeten worden geplaatst in de regio waar hij zich na detentie zal gaan vestigen. In aanvulling op het beroepschrift en in reactie op het verweer van de selectiefunctionaris heeft de raadsvrouw van klager deze argumenten herhaald en gespecificeerd.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager was aanvankelijk geplaatst in de regio Rotterdam, maar moest vanwege betrapping op contrabande worden overgeplaatst. Zijn verblijf elders is zijn eigen schuld. De reisafstand naar Nieuwegein is bovendien niet bijzonder belastend voor personen woonachtig in de regio Rotterdam. Daarbij komt dat klager niet met recht kan stellen dat hij zich gaat vestigen in de regio Rotterdam, nu klager geen geldige verblijfsstatus heeft en voor hem een inreisverbod geldt.

4.         De beoordeling

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het selectieadvies d.d. 28 juli 2017 en de daarin opgenomen complexe detentiehistorie en gegevens over diverse sancties die klager ook recent nog moest ondergaan wegens diverse overtredingen, waaronder contrabande en drugsgebruik, alsmede van de vertrouwensbreuk die in de p.i. Krimpen aan den IJssel mede daardoor is ontstaan. Deze gegevens waaraan de selectiefunctionaris refereert worden door de raadsvrouw van klager, ook in haar reactie op het verweer van de selectiefunctionaris, niet weersproken. De overplaatsing vanuit Krimpen aan den IJssel naar de p.i. in Nieuwegein heeft klager zichzelf te verwijten. Ook onweersproken is het gegeven dat klager geen zicht heeft op rechtmatig verblijf in Nederland, zodat de gestelde vestiging in de regio Rotterdam niet aan de orde kan zijn. Plaatsing van klager in de p.i. Nieuwegein is wat betreft de reisafstand vanuit de regio Rotterdam in algemene zin voor bezoekers niet bijzonder belastend. Namens klager wordt onvoldoende onderbouwd waarom deze situatie in zijn geval en voor zijn familie wel onredelijk belastend is. Van schending van artikel 8 EVRM is de beroepscommissie niet gebleken. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 16 april 2018

 

                                                                 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven