Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3257/GA, 17 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3257/GA

betreft: [klager]            datum: 17 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.N. de Bruijn, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 september 2017 van de beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de beslissing van 24 mei 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven (JH 2017-382).

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft de bevalling van zijn dochter niet bij kunnen wonen en zijn partner niet kunnen helpen en ondersteunen. De gevolgen zijn niet meer ongedaan te maken. Klager zal altijd moeten leven met het feit dat hij de geboorte van zijn dochter heeft moeten missen. Er is klager en zijn partner veel emotionele schade toegebracht. Klager heeft belkosten en verzendkosten moeten maken. Ook de vervoerkosten die zouden zijn gemaakt bij toewijzing van het verzoek om incidenteel verlof moeten bij dit bedrag worden opgeteld. Klager verzoekt om een weekendverlof en een schadevergoeding ter hoogte van € 1.150,=.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager heeft niet om een tegemoetkoming verzocht. Na de bevalling is klager in de gelegenheid gesteld op kraambezoek te gaan. Klager is dan ook in voldoende mate tegemoetgekomen.

 

3.         De beoordeling

Namens klager is verzocht in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. De beroepscommissie kan zich dan ook niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen. Het feit dat aan klager na de bevalling incidenteel verlof voor een kraambezoek aan zijn partner en het pasgeboren kind is verleend, doet aan het voorgaande niet af. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

Bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming stelt de beroepscommissie voorop dat een tegemoetkoming niet bedoeld is als schadevergoeding. Slechts indien schade op eenvoudige wijze is vast te stellen, kunnen schadevergoedingsaspecten in de hoogte van een toe te kennen tegemoetkoming worden betrokken. De schade is in dit geval echter niet eenvoudig vast te stellen.

Gelet op het voorgaande en op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming, zal zij de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

 

4.         De uitspraak.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 17 april 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven