Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4095/GV, 17 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4095/GV

betreft: [klager]            datum: 17 april 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 december 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager behoort voor strafonderbreking in aanmerking te komen voor onbepaalde duur met als voorwaarde dat hij niet naar Nederland zal terugkeren. Klager is bereid aan deze voorwaarde of een andere voorwaarde te voldoen die het voor een buitenlander mogelijk maakt naar het land te kunnen vertrekken waar hij zijn belangen heeft liggen. Er zijn voldoende gronden om klager de mogelijkheid te bieden het land te verlaten. Het is onnodig klager te laten werken aan zijn resocialisatie, daar hij aan het einde van zijn detentieperiode Nederland zal verlaten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Een strafonderbreking zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kent een maximale duur van drie maanden. Nu klager rechtmatig verblijf in Nederland heeft, komt hij niet in aanmerking voor strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie en het multidisciplinair overleg hebben negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, nu klager rechtmatig verblijf in Nederland heeft.

De politie heeft zich van advies onthouden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens – kort gezegd – fiscale fraude. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 31 augustus 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking.

Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Artikel 35 van de Regeling bepaalt dat de strafonderbreking minimaal twee etmalen en maximaal drie maanden duurt.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor onbepaalde duur onder de voorwaarde dat hij niet naar Nederland zal terugkeren.

Nu vaststaat dat klager rechtmatig verblijf in Nederland heeft, komt klager niet in aanmerking voor strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling. Voor zover klager strafonderbreking verzoekt in de zin van artikel 34 van de Regeling voor onbepaalde tijd, overweegt de beroepscommissie dat de Regeling deze mogelijkheid niet kent, daar een strafonderbreking maximaal drie maanden kan duren. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Minister niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 17 april 2018

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven