Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4288/GA, 5 april 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-04-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/4288/GA

Betreft:            [Klager]           datum: 5 april 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 december 2017 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2018, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 22 december 2017, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager betwist dat sprake is van een psychose, psychotische kenmerken of psychotische kwetsbaarheid. Klager wijst op het schrijven van 23 februari 2018 van dr. […], psycholoog en voormalig behandelaar van klager. Dr. […] stelt in deze verklaring dat klager autisme heeft – hetgeen een diagnose uit 2009 betreft –, cognitief hoogbegaafd en sociaal jong is. Het autisme van klager wordt vaak voor schizofrenie aangezien. Medicatie bij autisme werkt averechts. Dr. […] concludeert in deze verklaring dat klager al 25 jaar niet de behandeling krijgt die hij nodig heeft, namelijk geen dwangmedicatie, maar wel psychotherapie en een ontwikkeling-stimulerende, humane omgeving. Ook de pro justitia-rapporteur heeft recentelijk te kennen gegeven dat geen sprake is van een psychotische stoornis bij klager, maar dat de problematiek in het autismespectrum zou zijn gelegen. Daarbij wijst klager op het schrijven van 1 maart 2018 van dr. […], een psychiater die klager in het verleden heeft behandeld. Dr. […] heeft in deze verklaring gesteld dat klager een zeer complexe stoornis heeft die niet goed is te diagnosticeren. Klager heeft zeer waarschijnlijk ADHD en een hechtingsstoornis, als gevolg waarvan zijn gewetensfunctie onvoldoende is ontwikkeld. Dr. […] meent dat dwangmedicatie bij klager het gevaar niet zal afwenden. Uit de praktijk is gebleken dat het toedienen van antipsychotica geen, dan wel weinig effect heeft gehad, nu klagers toestand weinig is veranderd sinds hij antipsychotica krijgt toegediend. Er is dusdanig veel onduidelijk omtrent klagers stoornis dat het toedienen van antipsychotica op dit moment geen soelaas biedt. Daarbij komt dat onvoldoende is onderbouwd dat en waarom klager een gevaar zou vormen of welke minder ingrijpende alternatieven zijn overwogen en geprobeerd. Slechts is aangegeven dat klagers verblijfsomstandigheden volledig zijn ‘gestript’, maar dit biedt geen inhoudelijk alternatief voor medicatie. Klager erkent in het verleden urine te hebben gedronken, maar dat is geen voortdurende gang van zaken en daarmee is hij reeds geruime tijd gestopt. Hij heeft eenmalig in de natte ruimte zijn behoefte gedaan, omdat zijn toilet was verstopt. Hij ontkent echter zijn eigen bezittingen of die van de inrichting met zijn ontlasting te besmeuren. Nu zijn cel volledig is gestript, ervaart hij niet te veel prikkels op zijn cel. Juist het weghalen van zijn spullen en het verblijf in de time out-cel vindt hij vervelend. Hij is minder goed in staat zijn hygiëne te onderhouden, omdat zijn spullen zijn weggehaald. Zijn gestripte cel voldoet niet aan de Arbowet. Hij is bang en wordt mishandeld. Het gaat op dit moment veel slechter met klager. Zo heeft hij onder meer last van bewegingsdrang als bijwerking van de medicatie. Hij is erg verslavingsgevoelig en is op dit moment verslaafd aan antipsychotica. Wel slaapt klager thans een stuk beter. Hij meent dat het onbegonnen werk is hem te behandelen. Hoewel het functioneren van klager is verbeterd, is dat niet aan de antipsychotica te danken. Hij heeft eerder betere en mindere periodes gekend en de afwisseling in die periodes correspondeert niet (direct) met het gebruik van antipsychotische medicatie. Er is geen sprake van agitatie of dwangmatige gedachten. Daarentegen is bij de mentor en de directeur wel sprake van agitatie. Klager vreest dat zijn gesteldheid door het toedienen van antipsychotica enkel zal verergeren. Een passende behandeling ziet op gedragsbehandeling. Separatie of dwangmedicatie is geen behandeling van klagers kernproblematiek.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij klager is een contactstoornis vastgesteld waarbij sprake is van psychotische denkbeelden en het vertonen van chaotisch, ontremd en regressief gedrag. Hij heeft in een woede-uitbarsting een televisie en een radio stukgegooid, stopcontacten kapot gemaakt en zijn toilet verstopt. Hij schreeuwt en veroorzaakt overlast. Hij meent dat het drinken van urine goed voor hem is en doet dit om zijn elektrolyten aan te vullen. Hij smeert zichzelf in met ontlasting vanuit de overtuiging dat dit zijn gezondheid bevordert. Voorts urineert hij zijn celinventaris onder en besmeurt hij deze met ontlasting. Dit doet hij sinds hij ontregeld, ontremd en chaotisch van een zeven weken durende klinische opname in het Pieter Baan Centrum (PBC) is teruggekomen. Daarvoor, bij een eerdere opname in het PPC, gebruikte klager oraal antipsychotica, waarna zijn toestandsbeeld verbeterde. Daardoor kon hij op zijn eigen cel verblijven, vervuilde hij zichzelf niet en was hij niet geagiteerd, waarna is overwogen klager in een reguliere gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap, zij het een Extra Zorgvoorziening, te plaatsen. Ondanks dat klagers cel is gestript en klager ’s nachts in afzondering verblijft, neemt zijn agitatie toe en is er geen verbetering in zijn toestandsbeeld. Er is bij klager sprake van een autismespectrumstoornis, maar ook van psychotische kwetsbaarheid. Dit is ook in het PBC vastgesteld. Dat dr. […] dit niet onderschrijft, maakt dit niet anders. Dr. […] lijkt van verouderde informatie uit te gaan. Uit zijn schrijven blijkt niet wanneer hij klager voor het laatst heeft gezien en hij is kennelijk niet op de hoogte van de rapportage van het PBC. Met klager is zeer uitgebreid over alternatieven gesproken. Zijn cel is gestript en ’s nachts verblijft hij in afzondering, hetgeen minder prikkels voor klager oplevert. Voorts nam hij deel aan een individueel programma en zijn in totaal zeven ordemaatregelen van in totaal 53 dagen plaatsing in afzondering opgelegd. Deze maatregelen hebben geen enkel effect gehad. Klager weigert op vrijwillige basis antipsychotische medicatie in te nemen, omdat hij ervan is overtuigd dat hij niet psychotisch is. Hij is slechts bereid een (zeer) beperkte dosis antipsychotica te nemen, hetgeen volgens de behandelend psychiater onvoldoende effect zal hebben om de psychotische denkbeelden terug te dringen. Er is sprake van zelfverwaarlozing waarbij gevaar voor klagers gezondheid dreigt. Voorts bestaat het gevaar dat klagers gedrag agressieve reacties bij medepatiënten oproept vanwege geluidsoverlast in de nacht, onvoorspelbare, geagiteerde reacties en een slechte persoonlijke hygiëne. Er bestaat op dit moment geheel geen mogelijkheid tot re-integratie. Het toepassen van een a-dwangbehandeling is volstrekt noodzakelijk vanwege het gevaar dat klager vormt voor zichzelf en anderen en het gevaar van maatschappelijke teloorgang, dat zonder antipsychotica niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Sinds klager dwangmedicatie krijgt gaat het een stuk beter met hem. Zo smeert hij niet meer met ontlasting. Voorts is reeds sinds het eerste depot geen lijdensdruk meer waargenomen. Thans wordt bezien of klager weer aan onderwijs kan meedoen en wellicht niet meer in afzondering en in een gestripte cel hoeft te verblijven.

 

3.         De beoordeling

De directeur heeft de beslissing klager te verplichten tot het ondergaan van een a-dwangbehandeling voor de duur van drie maanden gebaseerd op verklaringen van klagers behandelend psychiater, alsmede van een (onafhankelijke) psychiater die meer dan een jaar niet bij klagers behandeling betrokken is geweest, doch klager kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Voorts heeft de directeur het behandelplan van klager overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige (a-)dwangbehandeling toe te passen.

Klagers behandelend psychiater acht dwangmedicatie noodzakelijk, omdat klager uitermate chaotisch, ontremd en regressief is en sprake is van zelfverwaarlozing, hetgeen voortkomt uit een psychotisch toestandsbeeld met agitatie. De onafhankelijk psychiater die klager kort tevoren heeft bezocht, acht een gevaar voor klagers eigen gezondheid aanwezig, alsmede de onmogelijkheid om te resocialiseren en het over zich afroepen van reacties van medegedetineerden vanwege het schreeuwen in de nacht, zijn onvoorspelbare geagiteerde reacties en het onprettig ruiken voor anderen. Dit komt voort uit een contactstoornis, waarbij klager psychotische denkbeelden met bizarre overtuigingen heeft. Blijkens het behandelplan van klager is in het PBC naast een autismespectrumstoornis tevens een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis vastgesteld.

De beroepscommissie ziet in de door klager overgelegde verklaringen van dr. […] en dr. […] geen concrete aanknopingspunten om aan de juistheid van de adviezen te twijfelen. Dat klager een zeer complexe stoornis heeft die niet goed is te diagnosticeren, maakt niet dat klager niet lijdt aan de door de psychiaters in de adviezen aangegeven stoornis. Aan het betoog van dr. […] en dr. […] dat klager geen (dwang)medicatie nodig heeft en dwangmedicatie het gevaar niet zal afwenden, hecht de beroepscommissie niet de waarde die klager daaraan toekent. Blijkens het verhandelde ter zitting zijn deze verklaringen gebaseerd op informatie die klager zelf heeft verstrekt en is niet gebleken van onafhankelijk onderzoek dat is gebaseerd op actuele en relevante informatie betreffende klager.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers behandelend psychiater, alsmede de onafhankelijke psychiater hebben geconstateerd dat klager een psychiatrische stoornis heeft. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager vanuit die stoornis een gevaar veroorzaakt als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onder c en d, van de Pbw en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van klagers geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Blijkens de verklaringen van de behandelend en onafhankelijke psychiater toont klager geen inzicht in zijn problematiek en wordt hij in toenemende mate geagiteerd als het nemen, zo niet toedienen van antipsychotische medicatie met hem wordt besproken. Hij is niet bereid tot (vrijwillige) inname van (de voorgeschreven dosis) antipsychotica. Op een andere wijze dan met antipsychotica is het gedrag van klager niet te beïnvloeden. Het gevaarlijke gedrag van klager komt mede voort uit een psychotisch toestandsbeeld. Een antipsychoticum kan de psychotische verschijnselen doen afnemen en daarmee het gevaarlijke gedrag verminderen. Voorts gebruikte klager bij een eerder verblijf in het PPC wel antipsychotica en functioneerde hij toen beduidend beter. Hij kon destijds op zijn eigen cel verblijven, vervuilde niet en er was geen sprake van agitatie. Gelet daarop acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.

Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 5 april 2018.

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven