Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0563/GB, 28 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         18/563/GB

Betreft:            [klager]            datum: 28 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 maart 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 3 april 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Op 2 maart 2018 is klager opgeroepen zich op 3 april 2018 te melden in voormelde p.i. voor het ondergaan van een tweetal gevangenisstraffen van respectievelijk 14 en 29 dagen. Op 12 maart 2018 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 15 maart 2018 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij stelt dat hij op 15 maart 2018 een gratieverzoek heeft ingediend om zijn gevangenisstraffen met de parketnummers 20-001908-15 respectievelijk 20-003758-14 om te laten zetten naar elektronische detentie. Klager heeft reeds eerder een gratieverzoek, enkel gericht tegen de gevangenisstraf met het parketnummer 20-001908-15, ingediend. Dat verzoek is afgewezen. Tevens licht hij toe dat hij een eenmanszaak heeft, waarin hij onmisbaar is. Hij wenst de beslissing op het gratieverzoek in vrijheid af te wachten. Voorts licht hij toe dat de feiten waarvoor hij is veroordeeld vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden. Tegen de uitspraak van de rechter heeft hij bovendien lang geprocedeerd, omdat hij het niet eens is met de opgelegde straf en de motivering daarvan. Verder voert hij aan dat hij veranderd is sinds het plegen van de delicten. Hij is afgekickt van alcohol en drugs en heeft zijn verleden afgezworen. Nadat zijn cassatieverzoeken zijn afgewezen, heeft klager in februari – alvorens hij de oproep had ontvangen – contact opgenomen met de Dienst Justis met de vraag of zijn straf omgezet kan worden naar elektronische detentie. Op advies van het Openbaar Ministerie heeft hij een gratieverzoek ingediend bij de afdeling Gratie van de Dienst Justis. Op 15 maart 2018 is hem bevestigd dat zijn verzoek in behandeling is genomen. Ten slotte licht klager toe waaruit zijn werkzaamheden bestaan en hoezeer het zijn bedrijf zou beschadigen als hij gedetineerd zou raken.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van het beroep heeft de selectiefunctionaris contact opgenomen met het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft toegelicht dat zij klager enkel heeft uitgelegd dat elektronische detentie middels een gratieverzoek gerealiseerd kan worden. Er was geen sprake van een advies. De selectiefunctionaris heeft tevens contact opgenomen met de Dienst Justis over het ingediende gratieverzoek. Aan hem is bericht dat geen sprake is van opschortende werking. De selectiefunctionaris heeft tevens toegelicht dat klager aan een eerdere oproep van 19 oktober 2017 tot het ondergaan van een gevangenisstraf met het parketnummer 20-001908-15 geen gehoor heeft hoeven geven, nu het Centraal Justitieel Incassobureau heeft besloten tot intrekking van het vonnis vanwege het door hem ingediende gratieverzoek en de opschortende werking daarvan. Ten aanzien van klagers onderneming is de selectiefunctionaris van mening dat klager onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij zich niet zou kunnen melden op 3 april 2018. De selectiefunctionaris verzoekt de beroepscommissie het beroep daarom ongegrond te verklaren.

 

4.    De beoordeling

4.1.      Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.2.      Ten aanzien van hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot zijn eigen bedrijf, overweegt de beroepscommissie dat klager niet, dan wel onvoldoende, heeft aangetoond dat noodzaak tot uitstel bestaat. Bovendien wist klager al reeds geruime tijd dat een oproep zou volgen, immers is hij op 19 oktober 2017 opgeroepen voor één van de gevangenisstraffen, en derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat klager voldoende gelegenheid heeft gehad om te anticiperen op de aankomende detentie.

4.3.      Met betrekking tot hetgeen door klager is aangevoerd ten aanzien van het ingediende gratieverzoek, overweegt de beroepscommissie als volgt. Artikel 558a van het Wetboek van Strafvordering bepaalt wanneer een verzoek tot gratie de tenuitvoerlegging of ingang van de straf opschort. Uit artikel 559, onder c, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering buiten beschouwing blijft indien het verzoekschrift tot gratie betrekking heeft op een of meer straffen of maatregelen ten aanzien waarvan reeds eerder op een verzoekschrift om gratie is beschikt. Nu vast is komen te staan dat klager eerder een gratieverzoek heeft ingediend, dat is afgewezen, terwijl het tweede verzoek tot gratie betrekking had op een of meer straffen waarvan reeds eerder op een gratieverzoek was beschikt, is de beroepscommissie van oordeel dat aan klagers tweede gratieverzoek gerechtvaardigd geen opschortende werking is verleend. Derhalve kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen door klager is aangevoerd in het nagezonden stuk van 28 maart 2018, kan niet tot een ander oordeel leiden. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 maart 2018.

 

 

 

 

                                                                 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven