Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1222/GV, 17 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1222/GV

betreft: [klager] datum: 17 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 mei 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht.
De Minister verwacht dat klager misbruik zal maken van de geboden vrijheid bij verlof op grond van het feit dat hij zich kort na de vorige detentie schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Klager had die periode geen vastewoon of verblijfplaats en omdat hij verslaafd was bleef hij maar terugvallen in zijn oude gewoonte. Klager is in Amerika aangehouden en veroordeeld. Na 19 maanden detentie aldaar is hij in januari 2003 op grond van de Wots-regelingnaar Nederland gekomen. Hij heeft hierdoor zijn ouders, die vanwege medische redenen niet in staat zijn om hem te bezoeken, al 25 maanden niet gezien. Klager gebruikt geen drugs meer en heeft de detentie zonder een rapport ofnegatieve aantekening doorstaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Omdat klager 16 dagen na ontslag uit een vorige detentie is aangehouden en veroordeeld voor het begaan van een nieuw strafbaar feit, is het naar de maatschappij niet te verantwoorden dat op dit moment verlof wordt verleend. Omdezelfde reden is klager geselecteerd voor een gesloten gevangenis. Bij de beslissing heeft meegewogen dat klager geen bijzondere reden aanvoert om met verlof te mogen gaan. Klager toont in detentie wel goed gedrag, maar er is geensprake van inspanningen tot maatschappelijke integratie op het gebied van arbeid en scholing. Dat zijn ouders om medische redenen niet in staat zijn klager te bezoeken wordt niet met een medische verklaring onderbouwd. Klager kanhiervoor ook incidenteel verlof (onder begeleiding) aanvragen. De huidige afwijzing sluit niet uit dat klager in een latere fase van zijn detentie wel verlof wordt toegekend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Haarlem heeft positief geadviseerd.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof.
De politie Brabant Zuid-Oost heeft aangegeven dat het verlofadres niet ongunstig bekend staat en dat er ook verder geen omstandigheden bekend zijn op grond waarvan het verlof geweigerd zou moeten worden.
Klager is welkom op het verlofadres bij zijn vader te Valkenswaard.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek, wegens overtreding van artikel 2 en 10 van de Opiumwet. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van in totaal 133 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 23 april 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 15 dagen en 4 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager in mei 2001, nadat hij in dezelfde maand in vrijheid was gesteld na het ondergaan van een eerdere detentie, in Amerika is aangehouden voor het plegen van een nieuw strafbaar feit waarvoorhij tot een langdurige gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast constateert de beroepscommissie dat klager na zijn invrijheidstelling nog tweemaal is veroordeeld voor feiten gepleegd in mei 2001. Gelet hierop is er gevaar voorrecidive tijdens het verlof aanwezig, hetgeen een contra-indicatie oplevert voor verlofverlening. Ondanks de positieve adviezen is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijkworden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven