Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2228/GA, 7 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2228/GA

betreft: [klager]            datum: 7 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a.         Het niet openen van de celdeur als de arbeid uitvalt waardoor klager geen recreatietijd krijgt, terwijl andere gedetineerden dit wel krijgen (AR 2016/1103);
b.         Bij klager, die een studie volgt, mag de deur maar 20 minuten per dag open, terwijl de deur van andere gedetineerden die werken de halve of soms de hele dag open is (AR 2017/008);;
c.         Na klagers overplaatsing op 8 februari 2017 vanuit de p.i. Alphen aan den Rijn naar het PPC te Vught, mist hij een Rolex horloge een PlayStation 2 en diverse boodschappen (AR 2017/196).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a., b. en onder c. voor zover deze ziet op verswaren, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beklagcommissie heeft het beklag onder c. voor wat betreft de vermissing van goederen na klagers overplaatsing ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht, overeenkomstig de door hem ter zitting overhandigde en in het dossier gevoegde stukken.

Met betrekking tot de klacht met nummer AR 2016/1103 stelt klager het volgende. Klager heeft recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Als de arbeid uitvalt wordt zijn celdeur niet geopend waardoor hij geen recreatietijd krijgt. Er werd geen arbeid aangeboden, vanwege een roosterwijziging en personeelstekort. In plaats dat er vervangende arbeid werd aangeboden, werd klager voor lange duur in zijn cel geplaatst. Ter compensatie werd aan alle gedetineerden 60 minuten per arbeidsblok recreatie aangeboden, terwijl er een dagprogramma dient te worden aangeboden van ten minste 43 uur per week aan activiteiten. Gedurende de periode dat er geen arbeid werd aangeboden, is klager op de wachtlijst geplaatst. Uit klagers rekeningcourant blijkt ook dat hij 2 maanden correcte loonvergoeding heeft ontvangen. Klager overhandigt ter onderbouwing van zijn klacht een gekleurd oud dagprogramma en een nieuw dagprogramma, alsmede een rekeningcourant van de p.i. Alphen aan den Rijn. Klager verzoekt de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen op dit punt, de klacht gegrond te verklaren en een passende compensatie toe te kennen.

Met betrekking tot de klacht met nummer AR 2017/008 stelt klager het volgende. Klager is ten onrechte ingesloten op het moment dat het arbeidsblok structureel uit viel. Klager volgt een studie bij het NTI. Zijn studie is net zo belangrijk als arbeid. Zijn deur mag echter maar 20 minuten per dag open terwijl de deur van andere gedetineerden die werken de halve dag of soms de hele dag open is als het arbeidsblok uitvalt. Dat is onredelijk. Er was sprake van miscommunicatie in verband met klagers plaatsing op de EZV. Klager wil aantonen dat er binnen de p.i. fouten worden gemaakt en daarvoor zoekt hij steunbewijs. Klager verzoekt de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen, de klacht alsnog gegrond te verklaren en een passende compensatie toe te kennen.

Met betrekking tot de klacht met nummer AR 2017/196 stelt klager het volgende. Op de dag van de overplaatsing, is gebleken dat bij de fouillering een PlayStation 2 en een Rolex horloge ontbraken. Klager had in de p.i. Scheveningen zijn PlayStation en horloge in een doos gedaan. Hij heeft de doos verzegeld en met extra tape dicht geplakt. Dit kan niet zomaar open worden gemaakt. Er is sprake van twee PlayStations, een bevond zich op cel en de andere in de fouillering.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd met betrekking tot de klacht onder a., b. en c. voor zover dat ziet op de verswaren kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het onderdeel van de klacht onder c., te weten de goederen die bij de overplaatsing zouden zijn vermist, overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager stelt zich op het standpunt dat hij een gouden horloge en een PlayStation 2 mist ten gevolge van zijn overplaatsing op 8 februari 2017 uit de p.i. Alphen aan den Rijn naar het PPC te Vught. Ter zake van vorenbedoelde goederen is niet aannemelijk geworden dat klager in de p.i. Alphen aan den Rijn hierover beschikte.

Dat klager een bewijs van afgifte van goederen heeft overhandigd ter zitting, waar een gouden horloge op staat vermeld, maakt dit niet anders. Immers, de datum van afgifte van goederen is 20 januari 2015 en vond plaats in het penitentiair complex Scheveningen.

De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover ten aanzien van het beklag onder a., b., en c. voor zover deze ziet op verswaren.

De beroepscommissie verklaart voor het overige het beroep onder c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A. de Groot, secretaris, op 7 maart 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven