Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2981/GA, 13 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2981/GA

betreft: […]      datum: 13 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de niet verleende medische zorg na klagers gewelddadige arrestatie in 2013 (AB-2017-000303).

De beklagrechter heeft het klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Zowel klager als de directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep toegelicht.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat – anders dan de directeur in zijn beroepsschrift heeft aangegeven – klager na 14 juli 2017 kennis heeft gekregen van de uitspraak, zodat beroepscommissie uitgaat van de tijdigheid van zijn op 19 juli 2017 gedateerde beroep.

De beklagrechter is op grond van artikel 30 Penitentiaire maatregel niet bevoegd medische klachten te behandelen. De medische beroepscommissie van de RSJ is de daarvoor aangewezen instantie. Nu evenwel vaststaat dat die beroepscommissie tot geen ander oordeel kan komen dan dat klager (veel) te laat over zijn medische behandeling heeft geklaagd en die beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep moet verklaren, ontbreek ieder belang voor een vernietiging van de uitspraak van de beklagrechter.

De toelichting van klager heeft betrekking op de verbale bejegening door personeel, maar die klacht is geen onderwerp van het onderhavige beroep.

Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 13 maart 2018.

                    

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven