Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0537/GA, 7 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 03/537/GA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.Hermans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 februari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juli 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van voormelde p.i..
Klagers raadsvrouw, mr. J. Serrarens, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat niet aan klager is doorgegeven dat klagers advocaat hem op 27 en 30 december 2002 heeft gebeld.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik was bezig met de voorbereiding van mijn procedure. Op 27 december 2002 had ik in de ochtend mijn advocaat aan de lijn. Hij zou mij die middag terugbellen. Toen ik na een paar dagen nog niets had vernomen, ben ik op 31 december2002 zelf gaan bellen. Toen vernam ik dat mijn advocaat al tweemaal had gebeld, namelijk op 27 en op 30 december 2002, zonder dat het personeel dit aan mij had doorgegeven.
Klagers raadsvrouw had eerder schriftelijk betoogd dat de weigering klager op specifieke data met zijn advocaat te laten bellen in strijd is met artikel 39, vierde lid, Pbw. Dat hij op een ander moment wel heeft kunnen bellen, doetdaaraan niet af.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Over 27 december 2002 is niets bekend omtrent een telefonisch bericht van de raadsman.
Niet uitgesloten kan worden dat er incidenteel door omstandigheden een bericht als het onderhavige -dat op 30 december 2002 werd ontvangen- niet wordt doorgegeven, er kan altijd wel eens wat mis gaan in de communicatie. Vast staatdat klager uiteindelijk echter wel contact met zijn raadsman heeft gehad.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat klagers raadsman, zoals klager aangeeft, in de middag van 27 december 2002 naar deinrichting heeft gebeld met het verzoek om klager contact met hem te laten opnemen. Het beroep zal mitsdien in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het vermeend niet doorgeven van een bericht van de raadsman op 30 december 2002 overweegt de beroepscommissie dat door de unit-directeur ter zitting niet is bestreden dat de raadsman op die dag naar de inrichtinggebeld zou kunnen hebben. Hiermee acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat de raadsman gebeld heeft met het verzoek aan het personeel om klager te laten terugbellen. Nu vast staat dat dit niet is gebeurd, wordt het beroepop dit onderdeel gegrond verklaard.
Nu klager echter op 31 december 2002 reeds -zij het uit eigen beweging- contact met de raadsman heeft gehad, is hij niet in zijn belangen geschaad.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet doorgeven van een bericht van de raadsman op 27 december 2002 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het niet doorgeven van een bericht van de raadsman op 30 december 2002 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven