Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2903/GA, 17/2415/GA en 17/2468/GA, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

nummer:          17/2903/GA, 17/2415/GA, 17/2468/GA

betreft: [klager]            datum: 14 maart 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

en een beroepschrift van […], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 6 juli 2017 en 24 augustus 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op klachten van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2017, gehouden in p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.C. Duin, en mevrouw […], juridisch medewerker bij de p.i. Ter Apel. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Klager beklaagt zich

a.         erover dat hij ten onrechte op de BAD-afdeling (passanten cel) geplaatst werd in de nacht van 12 op 13 februari 2017, nu daarvoor elke wettelijke grondslag ontbreekt (2017-000043).
b.         erover dat hij ten onrechte op de BAD-afdeling (passanten cel) geplaatst werd in de nacht van 14 op 15 mei 2017, nu daarvoor elke wettelijke grondslag ontbreekt (Ta-2017-000115).
c.         over het niet tijdig geïnformeerd zijn over een afspraak met de IND in Rotterdam en het feit dat in de passantencel geen faciliteiten waren (Ta-207-000116 en 117).
 

De beklagrechter heeft het beklag onder a. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en kende een tegemoetkoming van € 10,00 toe.

De beklagrechter heeft het beklag onder b. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en kende een tegemoetkoming van €10,00 toe. 

De beklagrechter heeft het beklag onder c. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Met betrekking tot het beklag onder a. en onder b.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het kader van de veiligheid wordt een gedetineerde bij een verplicht transport niet voor aanvang van het dagprogramma van cel gehaald. Mocht een gedetineerde namelijk weigeren dan kan dat tot vervelende situaties leiden.

Klager werd in beide gevallen, na afloop van het dagprogramma, overgebracht naar de passantencel. Op 13 februari 2017 werd klager om 06.00 uur in de ochtend opgehaald door DV&O en op 15 mei 2017 was dat om 06.30 uur.

Het bed in de passantencel is goed. Dat klager daarop niet kon slapen, is erg onwaarschijnlijk. Verder is er ook geen sprake van discriminatie. De mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van een passantencel is ten opzichte van andere inrichtingen waar dat niet mogelijk is een luxe.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager kon in de ochtend opgehaald worden. Hij zou dan gewoon meewerken.

Met betrekking tot het beklag onder c.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is onvoldoende en niet tijdig geïnformeerd over de zitting bij de IND betreffende het inreisverbod. Klager wilde daarover vooraf zijn raadsman raadplegen. De p.i. was op 10 mei 2017 op de hoogte van de zitting. Op 14 mei 2017 om 13.00 uur werd aan klager medegedeeld dat hij die dag daarna naar een zitting moest. Klager kon hierdoor niet overleggen met zijn raadsman. Bij reguliere rechtszittingen worden de data ruimschoots van tevoren bekend gemaakt. Klager begrijpt niet waarom dat in dat geval niet kon. Het argument dat klager pas laat geïnformeerd werd vanwege het bewaken van de orde en veiligheid in de p.i. houdt geen stand, nu dit ook op een andere manier gehandhaafd kon worden zonder dat  het recht tot het verkrijgen van rechtsbijstand aangetast werd. De p.i. kon mededelen dat er binnenkort een zitting van de IND plaatsvond. Verder meent klager dat hij gewezen had moeten worden op de mogelijkheid dat zijn eten bewaard kon worden in de koelkast en dat hij kon vragen om ontbijt.

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op zondag 14 mei 2017 werd aan klager medegedeeld dat hij de volgende dag rond 13.00 uur op transport moest naar de vreemdelingenpolitie. Klager kon gewoon deelnemen aan het dagprogramma. Om te voorkomen dat klager contact opnam met anderen over dit bezoek, werd klager zo laat mogelijk ingelicht. Klager diende in persoon te verschijnen en hoefde enkel zijn inreisverbod in ontvangst te nemen.

In de passantencel zit inderdaad geen koelkast. Klager nam eigen avondeten mee, maar geen ontbijt. Klager kon vragen of het eten bewaard kon worden in de koelkast buiten de passantencel, maar deed dat niet.

 

3.         De beoordeling

Van het beklag onder a en b. 

Op grond van artikel 26, vierde lid onder a van de Pbw stelt de directeur een gedetineerde in de gelegenheid onder door hem te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen, indien de gedetineerde krachtens een wettelijk voorschrift verplicht is voor een rechter of bestuursorgaan te verschijnen. Verder bepaalt artikel 4.3.3.2. van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen dat de p.i. in de huisregels mag bepalen hoe de gang van zaken is met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de cel. In artikel 4.3.3.2. van de huisregels van p.i. Ter Apel is bepaald dat gedetineerden dienen te overnachten in de passantencel indien zij op transport gaan en vroeg in de ochtend worden opgehaald.

Klager moest op 13 februari 2017 en 15 mei 2017 in persoon verschijnen. Daartoe werd een vordering uitgereikt. Klager moest hiervoor vervoerd worden. Daarom werd hij op 12 februari 2017 en 14 mei 2017 aan het einde van de dag, na het dagprogramma, opgehaald om plaats te nemen in de passantencel. Klager werd vervolgens op 13 februari 2017 om 06.00 uur en 15 mei 2017 om 06.30 uur op transport gezet. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager op de passantencel geplaatst mocht worden. De beroepen van de directeur zullen dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraken van de beklagrechter zullen worden vernietigd en de beklagen zullen alsnog ongegrond worden verklaard.

Van het beklag onder c.

Op grond van artikel 39, vierde lid van de Pbw en artikel 37, eerste lid van de Pbw moet klager in staat gesteld worden om met zijn raadsman telefonisch contact te hebben indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers raadsman op maandag 15 mei 2017 op bezoek zou komen. Op vrijdag 12 mei 2017 werd aan de advocaat medegedeeld door de p.i. dat het bezoekmoment niet door kon gaan en werd de afspraak verzet naar dinsdag. Klager werd op zondag 14 mei in de middag op de hoogte gesteld van de zitting. Op maandag 15 mei werd hij om 06.30 uur vervoerd. Nu klager een zitting had, vloeit daar automatisch de noodzaak uit voort zijn raadsman te kunnen consulteren. Dat klager enkel een document in ontvangst moest nemen doet daar niet aan af. Doordat klager op een zondag op de hoogte was gebracht van de zitting en maandagochtend voor het begin van de werkdag al werd vervoerd, is hij niet in de gelegenheid gesteld door de directeur om zijn raadsman te consulteren. Dit terwijl de directeur in ieder geval op vrijdag 12 mei 2017 al op de hoogte was van de zitting. De directeur is hier tekortgeschoten: hij had klager eerder moeten informeren. Dit deel van het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Aan klager zal een tegemoetkoming toekomen van €10,=.

Met betrekking tot de ontbrekende faciliteiten in de passantencel overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager gaf aan dat hij eerder al op een passantencel overnachtte. Hij was dus bekend met de gang van zaken en de al dan niet aanwezige faciliteiten. Dit deel van het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

Met betrekking tot het beklag onder a. en onder b.

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur inzake 2017-000043 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur inzake Ta2017-000115 gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Met betrekking tot het beklag onder c.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake Ta2017-000116 gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond in zoverre. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.  

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake Ta-2017-000117 ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 14 maart 2018

 

 

           

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven