Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2966/GB, 23 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/2966/GB

Betreft:            [klager]            datum: 23 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 september 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) c.q. deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 22 januari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in verschillende p.i.’s en is op 20 november 2014 in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan een p.p. Hij heeft zich vanaf 15 januari 2015 tot 31 december 2015 aan detentie onttrokken en is vervolgens in de gevangenis van de locatie Hoogvliet geplaatst. Op 27 mei 2016 is hij geplaatst in de penitentiaire inrichting Zwolle.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager acht het zeer merkwaardig dat niemand open heeft gedaan op klagers verlofadres, dat van zijn partner is. Hij werkt mee aan alle vormen van begeleiding/behandeling om toe te werken naar een succesvolle resocialisatie. Klager betwist niet dat een en ander is misgegaan tijdens eerder aan hem verleende vrijheden en beseft zich wat voor gevolgen dergelijke overtredingen veroorzaken. Hij staat nu anders in het leven dan een paar jaar geleden, omdat hij weer als vader in beeld is bij zijn kinderen. Hij beseft zich maar al te goed dat hij er alles aan moet doen om van wezenlijk belang te kunnen zijn in de opvoeding van zijn kinderen. Dit weerhoudt klager ervan om voorwaarden te overtreden. Hij wil er alles aan doen om zijn leven buiten de inrichting op te bouwen. Als hij vrijkomt, kan hij gaan werken bij het verhuisbedrijf het G. te Enschede. Deze dagbesteding zal ook bijdragen aan het voorkomen van het overtreden van voorwaarden. Klager betwist dat er risico op letselschade is. Het feit dat zijn loyaliteit jegens zijn familie tegen hem wordt gebruikt is onbegrijpelijk. Hij heeft nooit problemen gehad met personen die in conflict zijn met zijn familie. Verzocht wordt alsnog te beslissen dat verzoeker in een z.b.b.i. wordt geplaatst of kan deelnemen aan een p.p.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. De politie heeft gezegd  dat zij het opgegeven adres vijfmaal heeft bezocht, maar daar niemand heeft aangetroffen. Uit het inrichtingsadvies volgt dat klager eerder in een p.p. verbleef en dat dat moeizaam verliep, omdat hij afspraken niet na kwam. Nadat een vervolgvonnis bekend was geworden, is klager opgeroepen. Hij verkoos zijn enkelband door te knippen en zich op 15 januari 2015 aan zijn detentie te onttrekken. Een jaar later is hij na het plegen van een nieuw delict gearresteerd. Gelet op het forse strafrestant, een langdurige onttrekking en het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens de onttrekking is er geen vertrouwen verzoeker op dit moment meer vrijheden te verlenen. Voor plaatsing in een z.b.b.i. zijn de weigeringsgronden als genoemd in artikel 4, aanhef en onder a, b en d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van toepassing. Bij het wegen van hetgeen in de artikel 7, derde lid aanhef en onder b, c, d en f, van de Penitentiaire maatregel (Pm) is vermeld, wordt geconcludeerd dat klager thans ongeschikt is voor plaatsing in een p.p. De argumenten die genoemd worden in het beroep, geven onvoldoende aanleiding vertrouwen te hebben in een traject met vrijheden.

3.3.      Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie van de p.i. Zwolle hebben negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek klager in een p.p. te plaatsen, omdat hij onbetrouwbaar is gebleken bij het verlenen van vrijheden. Hij heeft zich niet gehouden aan de aanwijzingen van de reclassering, heeft zijn enkelband gesaboteerd en is een jaar voortvluchtig geweest. Ten tijde van zijn ontvluchting heeft hij een nieuw ernstig geweldsdelict gepleegd.

3.4.      Het OM heeft negatief geadviseerd, omdat een eerder p.p. niet naar wens is verlopen, aangezien klager zijn afspraken met de reclassering en zijn werkgever niet nakwam. Omdat verzoeker het niet eens was met de tenuitvoerlegging in Nederland van een in Duitsland opgelegde straf, heeft hij twee dagen, voordat hij zou worden ingesloten, zijn enkelband gesaboteerd. Het recidiverisico is hoog gemiddeld ingeschat. Klager dient als vluchtgevaarlijk te worden beschouwd, omdat een reële kans bestaat dat hij zich wederom zal onttrekken aan voorwaarden c.q. verdere executie. Plaatsing in een z.b.b.i. of p.p. is niet meer aan de orde en komt onverantwoord voor.

3.5.      De politie heeft te kennen gegeven niet te kunnen controleren of het verlofadres betrouwbaar is. Het adres is vijfmaal bezocht op verschillende dagen en tijdstippen en niemand heeft de deur opengedaan.

3.6.      De reclassering heeft te kennen gegeven dat het algehele recidiverisico wordt ingeschat op hoog gemiddeld. De kans op recidive van een drugsdelict lijkt laag te zijn, maar de kans op recidive van een geweldsdelict groter. Klager heeft bij een eerder p.p. zijn enkelband gesaboteerd en zich gedurende een jaar onttrokken aan detentie. Het is moeilijk te voorspellen wat klager zal doen, als de grond hem weer te heet onder de voeten wordt t. Ingeschat wordt dat er risico op letselschade is voor personen die in conflict zijn met zijn familie.

 

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Uit de door de reclassering, politie en OM verstrekte adviezen volgt dat klager eerder in de gelegenheid is gesteld deel te nemen aan een p.p. en vervolgens zijn enkelband heeft doorgeknipt, toen hem duidelijk werd dat een aan hem opgelegde gevangenisstraf zou worden tenuitvoergelegd. Klager heeft zich een jaar lang aan detentie onttrokken en tijdens deze onttrekking een geweldsdelict gepleegd. Uit de over klager uitgebrachte reclasseringsrapportage blijkt dat het risico op recidive op hoog gemiddeld wordt ingeschat. De datum van klagers invrijheidstelling is  bepaald op 18 januari 2019.

4.3.      Gelet op het hiervoor vermelde is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in dit stadium van klagers detentie, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 februari 2018

 

 

                                    

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven