Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2967/GA, 5 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2967/GA

betreft: [Klager]           datum: 5 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 augustus 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede de raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Klager beklaagt zich erover dat meerpersoonscellen (MPC’s) in de p.i. geen meerpersoonsvoorzieningen hebben (NM2017/655). De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur.

Namens klager is zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter in beroep als volgt toegelicht. Klager beklaagt zich over de leefomstandigheden in zijn MPC. De voorzieningen zijn niet alleen zeer gebrekkig, ook de voorzieningen die er wel zijn, zijn vaak kapot. Zo ontbreekt een televisie, een koelkast en een trap naar het stapelbed. Andere gedetineerden die geplaatst zijn in een MPC hebben deze voorzieningen wel. Voorts is de kluis kapot en klager kan zijn waardevolle of belangrijke persoonlijke stukken er niet in opbergen.

De directeur heeft zijn standpunt als ingenomen tegenover de beklagrechter in beroep als volgt toegelicht. Klager dient niet-ontvankelijk verklaard te worden. Klager breidt in beroep zijn klacht uit door in te gaan op concrete omstandigheden in een MPC welke uitbreiding buiten de omvang van de oorspronkelijke klacht dient te vallen. Het beklagschrift voldoet niet aan de eisen van art. 61, derde lid. Het is voor de inrichting wegens het grote tijdsverloop tussen het indienen van de klachten (begin juli) en de ontvangst van het beroepschrift (eind november) niet meer mogelijk om concreet op de benoemde punten te reageren. De MPC die klager gebruikte van 30 juni 2017 tot en met 15 september 2017 is sindsdien door diverse andere gedetineerden gebruikt. Hiermee zijn de aangevoerde punten niet meer te controleren op juistheid.

De MPC’s voldoen aan de gestelde eisen. Ze zijn onder meer uitgerust met twee televisies, een grote koelkast en twee afsluitbare kastjes. In geval een voorziening niet naar behoren werkt, wordt er een inspanning gedaan om dit op te lossen. Aan de oudere typen stapelbedden zijn geen trapjes bevestigd.

 

3.         De beoordeling

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat hij voor de beklagrechter onvoldoende concreet heeft aangegeven welke voorzieningen volgens klager ontbreken en waarom dit een hem betreffende beslissing zou zijn. In beroep is namens klager alsnog aangegeven welke voorzieningen het betreft: er ontbreken een televisie, en een trap naar het stapelbed. Voorts is de kluis in de MPC kapot en kan klager zijn waardevolle of belangrijke, persoonlijke stukken niet in de kluis opbergen. Klager weet dat andere gedetineerden die zijn geplaatst in een MPC deze voorzieningen wel hebben en concludeert dan ook dat hij niet gelijk wordt behandeld.

De beroepscommissie overweegt als volgt.

In de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (de Regeling) staan de eisen vermeld waaraan een verblijfsruimte moet voldoen. Het valt onder de zorgplicht van de directeur dat de verblijfsruimte aan deze eisen voldoet. Indien de verblijfsruimte hieraan niet voldoet, kan dit de directeur worden toegerekend. Klager kan dan ook op dit punt ontvangen worden in zijn klacht.

Dat de directeur stelt dat de aangevoerde punten niet meer te controleren zijn op juistheid, gelet op de verstreken periode van vier maanden gelegen tussen het indienen van de klacht en de ontvangst van het beroepschrift, kan klager niet worden tegengeworpen. Naar het oordeel van de beroepscommissie had de directeur wel naar aanleiding van de klacht en na ontvangst van het beroepschrift enig onderzoek kunnen en ook moeten verrichten. Hij had bijvoorbeeld kunnen controleren of de genoemde gebreken in de betreffende MPC ten tijde van de ontvangst van het beroepschrift nog aanwezig waren, of inmiddels hersteld waren. En hij had kunnen onderzoeken of de gedetineerden die na klager op de MPC waren geplaatst, al dan niet gelijkwaardige klachten hadden (ingediend).

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur de klacht van klager dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken. De beroepscommissie zal derhalve uitgaan van de stellingen van klager. Het beklag zal dan alsnog gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

De beroepscommissie kent klager voor het geleden ongemak, een tegemoetkoming toe van € 5,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Waarden en mr. A. van Holten, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 5 maart 2018.

                            

            secretaris         voorzitter

Naar boven