Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0795/GA, 14 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/795/GA
betreft: [klager] datum: 14 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 3 april 20038 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. vander Want, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 maart 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zuid West, locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.C. van der Want, en de heer [...], unit-directeur bij voornoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een de eigen cel, met verwijdering van de televisie, wegens verstoring van de orde en rust in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had zich in een kast in de recreatieruimte verstopt terwijl hij in zijn cel had moeten zijn. Het was bedoeld als een grap. Mede daarom vindt klager de hem opgelegde disciplinaire straf wel erg hoog. Een uur voordat ditvoorval plaatsvond was er in de inrichting een alarm geweest. Toen klager zich verstopte was dat alarm niet meer van kracht. Op dat moment had de ‘benedengroep’ immers recreatie. De directeur heeft tegenover de beklagcommissieaangegeven dat voor hem mee telde dat dit voorval plaatsvond tijdens een alarmsituatie. Dat blijkt echter niet uit het terzake opgemaakte verslag. Voorts is de beslissing van de directeur niet goed gemotiveerd. Door het eerderealarm waren er op het moment van afhandelen van het verslag veel penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) op de afdeling. Hierdoor is er feitelijk slecht gecommuniceerd. Indien de directeur direct goed zou zijn geïnformeerd doorhet personeel, zou aan klager geen dan wel een veel lagere straf opgelegd zijn. Klager heeft tijdens de verslagafhandeling inderdaad niets gezegd. Hij vond namelijk dat de situatie erg werd opgeblazen. Dat kwam door de aanwezigheidvan veel personeel bij die afhandeling. Daardoor verging bij klager de zin om een gesprek over de situatie te voeren.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op het moment dat het verslag van het incident waar klager bij was betrokken werd afgehandeld was voor de directeur niet echt duidelijk of er nog sprake van alarm was of niet. Het personeel heeft tegenover de directeur aangegevendat er een alarmsituatie was geweest. De directeur heeft vervolgens de inrichting stil gelegd om het verslag af te handelen. Daartoe zijn een aantal personeelsleden meegelopen. Ook indien duidelijk was geweest dat er geenalarmsituatie was (geweest), had de directeur een disciplinaire straf opgelegd. De directeur is van mening dat het gedrag van klager niet door de beugel kan. Bij de afhandeling heeft klager niet willen reageren op het verwijt. Hijis in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen.

3. De beoordeling
De beslissing van de directeur om aan klager terzake van het zich onttrekken aan de toezicht van het personeel een disciplinaire straf op te leggen is niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een eenieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag. Bij de beoordeling of de opgelegde disciplinaire straf ook redelijk en billijk moet worden geacht overweegt de beroepscommissie dat de directeur blijkens zijn reactiein het kader van de beklagprocedure bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf (onder meer) ernstig rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat klager zich aan dat toezicht onttrok terwijl er sprake zou zijn van eenalarmsituatie en met de omstandigheid dat klager bij de afhandeling van het terzake opgemaakte verslag niet heeft willen reageren op het hem gemaakte verwijt.
Van een alarmsituatie blijkt niet uit het opgemaakte verslag terwijl de directeur in beroep heeft aangegeven dat voor hem niet (meer) duidelijk is of er al dan niet sprake was van een dergelijke situatie ten tijde van hetonderhavige voorval. De beroepscommissie acht aannemelijk dat de alarmsituatie beëindigd was.
Klagers stelling dat hij niet heeft willen reageren op het hem gemaakte verwijt omdat er veel inrichtingspersoneel bij de afhandeling van dat verslag aanwezig was, acht de beroepscommissie, nu die stelling door de directeur inberoep niet is weersproken, aannemelijk en (enigszins) begrijpelijk.
Gelet op deze omstandigheden had de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen volstaan met de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen cel voor de duur van drie dagen. Voor zover de opgelegdestraf langer heeft geduurd, acht de beroepscommissie dat meerdere niet redelijk of billijk. Dit maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en het beklag in zoverre gegrond dient te worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager terzake van het door hem ondervonden ongemak een financiële tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zich uitte laten over de hoogte van een eventuele tegemoetkoming.
De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 30,-

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de duur van de opgelegde disciplinaire straf, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag, in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven