Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2669/GA, 24 maart 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2669/GA

betreft: [klager] datum: 24 maart 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 18 december 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen Noord te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het tot tweemaal toe niet op klagers rekening-courant storten van een bedrag van € 50,= dat klagers moeder aan hem had overgemaakt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Met de directie was afgesproken dat klager beide stortingsbewijzen zou overhandigen voor of op 13 december 2002. Het geld was volgens een penitentiaire inrichtingswerker echter al op 11 december 2002 teruggestort.
Van de eerste storting was het niet mogelijk een duplicaat stortingsbewijs te krijgen. Zijn moeder heeft het bedrag van die eerste storting nimmer terugontvangen. Het kan niet kloppen dat het geld is teruggestort omdat die stortingvia een automaat ging, waarbij de afzender niet bekend wordt. Het bewijs dat zijn moeder van deze storting kreeg, heeft zij in een pakket aan klager opgestuurd. Er stond alleen klagers voornaam op dit pakket en kon dus niet aan hemworden afgegeven. Ondanks veel pogingen van zijn kant is klager er niet in geslaagd dit pakket en het geld te traceren. Omdat er geen afzender op stond, is het ook niet aan zijn moeder teruggezonden.
Voor klager is € 50,= een groot bedrag. Bovendien moest zijn moeder telkens stortingskosten betalen. De kwestie had anders opgelost kunnen worden. In een andere inrichting heeft hij dat meegemaakt. Het ging om kleine fouten van zijnmoeder.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts heeft hij een toelichting gegeven op de mogelijkheden en te volgen procedure voor relaties van gedetineerden om geld naar gedetineerden over te maken. Ophet van klager ontvangen bewijs van storting op 5 november 2002 stond een niet bestaand registratienummer. Dit bewijs voldeed dus niet aan deze eisen. In dat geval wordt het geld via een tussenrekening teruggestort naar de Rabobank.De opdracht hiertoe werd op 18 november 2002 gegeven.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij wordt in aanmerking genomen datklagers in beroep naar voren gebrachte verklaring dat zijn moeder het op 1 november 2002 overgemaakte bedrag niet zou hebben ontvangen, niet aannemelijk is. Klager heeft immers tegenover de beklagcommissie verklaard dat beide kerengeld op rekening van zijn moeder is teruggestort. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. P.H. Cremers, secretaris, op 24 maart 2003

secretaris voorzitter

Naar boven