Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3221/GA, 13 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3221/GA

betreft: [klager]            datum: 13 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 21 september 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Lelystad (PL-2017-470), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 14 juli 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het is juist dat klager op 22 juni 2016 opnieuw is veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit. Klager heeft echter tijdens zijn verblijf in detentie goed gedrag getoond. Er is geen sprake van disciplinaire straffen of positieve urinecontroles. Klager is zelfs gepromoveerd tot reiniger. Slechts indien klager de inrichting tijdelijk mag verlaten, kan hij laten zien dat hij met de verleende vrijheden kan omgaan. De directeur stelt dat een volgend verzoek vanwege het tijdsverloop wellicht zal worden toegewezen. Dit standpunt kan niet worden gevolgd, nu klager ten tijde van het aangevraagde verlof bijna zeven maanden in detentie verbleef en in de inrichting goed functioneert. Nu klager voor het nieuwe strafbare feit reeds is gestraft, lijkt de afwijzing van de verlofaanvraag een extra straf. De directeur heeft de afwijzing onvoldoende onderbouwd. De afwijzing is daarom onbegrijpelijk en genomen in strijd met algemene rechtsbeginselen. Klager verzoekt een tegemoetkoming.

De directeur blijft bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, nu zich geen nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hierbij is opgemerkt dat klagers voorlopige hechtenis van 24 juni 2016 tot 28 december 2016 is geschorst. Niet duidelijk is of klager zich aan zijn detentie heeft onttrokken.

Het multidisciplinair overleg heeft onder verwijzing naar het advies van het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager wil niet meewerken, indien de reclassering is betrokken. Nu klager tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) een delict heeft gepleegd, heeft hij laten zien niet goed met vrijheden te kunnen omgaan.

De OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege een ernstig vermoeden dat klager zich aan de detentie zal onttrekken, gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en het risico van maatschappelijke onrust in verband met de ernst van de gepleegde feiten. Klager was – nadat zijn voorlopige hechtenis was bevolen – gedurende een half jaar voor de politie niet te traceren. Klager is in maart 2017 voor ernstige strafbare feiten veroordeeld. Het is dan ook te vroeg klagers verlofaanvraag toe te wijzen.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier maanden, wegens verboden wapenbezit, tijdens een eerdere v.i. gepleegd. Voorts is klagers v.i. voor de duur van 360 dagen herroepen. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 20 april 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit de stukken komt naar voren dat klager bij uitspraak van 7 april 2017 is veroordeeld wegens bovengenoemd strafbaar feit dat hij tijdens zijn v.i. heeft gepleegd. Als gevolg daarvan is zijn v.i. voor de duur van 360 dagen herroepen. Deze omstandigheid vormt in beginsel een contra-indicatie voor verlofverlening. Het belang van een gedetineerde bij een verlof, al dan niet onder voorwaarden, in verband met de voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij weegt echter steeds zwaarder naarmate de einddatum van zijn detentie nadert. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 20 april 2018. Tegen deze achtergrond dient – gelet op het (zeer) beperkte strafrestant – klagers belang in dit stadium van zijn detentie te prevaleren. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat klager meedraait in een plusprogramma en positief gedrag in de inrichting vertoont.

De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de directeur opdragen binnen een week met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op binnen een week na ontvangst van deze uitspraak en met inachtneming van haar uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 13 maart 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven