Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3311/GB, 21 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3311/GB

Betreft:            [Klaagster]       datum: 21 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.R. Stolk, namens

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 25 september 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 28 februari 2018 te melden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klaagster is op 1 augustus 2017 opgeroepen zich op 30 augustus 2017 te melden in de p.i. Zwolle voor het ondergaan van 279 dagen gevangenisstraf. Op 24 augustus 2017 is namens klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 31 augustus 2017 gegrond is verklaard. Op 31 augustus 2017 is klaagster opgeroepen zich op 28 februari 2018 te melden in de p.i. Zwolle voor het ondergaan van voormelde  gevangenisstraf. Namens klaagster is hiertegen op 7 september 2017 een bezwaarschrift ingediend dat op 25 september 2017 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De gronden waarop de bestreden beslissing is gebaseerd zijn niet redelijk en er heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden. De door klaagster in bezwaar aangevoerde gronden nopen tot het verlenen van uitstel van de melddatum. De selectiefunctionaris heeft de door klaagster aangedragen argumenten niet gemotiveerd weerlegd en is daaraan ten onrechte voorbijgegaan, zodat aan de bestreden beslissing een motiveringsgebrek kleeft. Namens klaagster is verzocht de gronden van het beroep mondeling toe te lichten. Voorts is namens klaagster verzocht de selectiefunctionaris in de proceskosten te veroordelen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij beslissing van 31 augustus 2017 is aan klaagster uitstel van haar melddatum verleend voor de duur van zes maanden, zodat klaagster zorg kan dragen voor de achtervang van het bedrijf en het begeleiden van de leerling-kraamverzorgenden. Zij is sinds 22 februari 2016 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging en heeft derhalve ruimschoots gelegenheid gehad maatregelen en voorzieningen te treffen teneinde de consequenties van de aanstaande detentie op te vangen. Voorts dienen bij een goede bedrijfsvoering altijd maatregelen te worden genomen die zien op het borgen van de continuïteit van de bedrijfsvoering en werkzaamheden. Daarbij komt dat de Dienst Justis op 9 oktober 2017 te kennen heeft gegeven dat aan het door klaagster op 14 september 2017 ingediende gratieverzoek geen opschortende werking zal worden toegekend.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Namens klaagster is op 29 augustus 2017 door middel van een bezwaarschrift verzocht de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf waartoe klaagster is veroordeeld, uit te stellen totdat op het ingediende gratieverzoek is beslist, dan wel met (ten minste) zes maanden uit te stellen. Dit in verband met het risico dat zij haar onderneming zal verliezen en een opleiding die zij voortijdig zou moeten beëindigen. Voorts heeft zij verzocht opschortende werking aan het door haar ingediende gratieverzoek toe te kennen. Op 31 augustus 2017 is het bezwaarschrift gegrond verklaard en is aan klaagster zes maanden uitstel van haar meldplicht verleend. Daartegen is namens klaagster op 7 september 2017 wederom een bezwaarschrift ingediend.

4.2       De beroepscommissie overweegt als volgt. Namens klaagster is primair verzocht om  uitstel van de meldplicht, totdat op het gratieverzoek is beslist. Een gratieverzoek dat na aanvang van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf is ingediend, schort, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de tenuitvoerlegging van die straf niet op. De tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf vangt ingevolge artikel 1, eerste lid, en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1, van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen, aan op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte mededeling met de datum waarop hij of zij zich bij de p.i. moet melden. Klaagster is eerst op 1 augustus 2017 opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de haar opgelegde vrijheidsstraf en heeft, zo blijkt uit de stukken, op 14 september 2017 een gratieverzoek ingediend. Het door klaagster ingediende gratieverzoek heeft derhalve geen opschortende werking van rechtswege. Evenmin wordt daaraan, zo blijkt uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris van 11 oktober 2017, door de Dienst Justis opschortende werking toegekend. Het verlenen van uitstel van de meldplicht in verband met het door klaagster ingediende gratieverzoek is dan ook niet aan de orde.

4.3       Met betrekking tot de overige gronden die volgens klaagster tot het (nader) verlenen van uitstel nopen – problemen die in de werksituatie zullen ontstaan en een opleiding die voortijdig zou moeten worden beëindigd – overweegt de beroepscommissie dat aan klaagster reeds zes maanden uitstel van haar meldplicht is verleend teneinde daarvoor voorzieningen te treffen. Niet is onderbouwd dat of waarom een dergelijke periode daartoe niet toereikend zou zijn.

4.4       Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris de bestreden beslissing op goede gronden heeft kunnen nemen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 21 februari 2018.

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven