Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3517/GM, 22 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3517/GM

 

betreft: [klager]            datum: 22 februari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 oktober 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het toenmalige ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Karakaya.

De inrichtingsarts is niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 augustus 2017, betreft het op grond van onjuiste informatie door de inrichtingsarts stopzetten van klagers behandeling door de fysiotherapeut.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is het volgende aangevoerd.

Klager liep in november 2014 knieklachten op. Daarvoor had hij fysiotherapie nodig. De orthopeed gaf aan dat hij oneindig fysiotherapie behandeling nodig had. Dit werd echter ten onrechte (plotseling) stopgezet. Er werd een consult gestart. Klager maakte het consult niet af. Na vier maanden vroeg hij of hij terug kon naar de behandelend orthopedisch chirurg. Daar legde hij zijn klachten uit. Klager moest, nadat er foto’s waren gemaakt terugkomen, maar hij werd meteen weggevoerd. Dit blijkt ook uit een brief d.d. 21 september 2017 opgesteld door S.E.W. G., arts in opleiding orthopedie, welke aan de beroepscommissie werd overgelegd. Na vier maanden werden de foto’s besproken. Klager kreeg toen hetzelfde advies als eerst. Desondanks kreeg hij geen fysiotherapiebehandelingen. De huisarts verstrekte namelijk niet de relevante informatie. Daarnaast werd de beslissing van de medisch adviseur gebaseerd op de veronderstelling dat klager 82 fysiotherapie behandelingen kreeg, maar dat is niet het geval. Hij kreeg eerder ongeveer 26 behandelingen. Dit volgt ook uit de tekst op pagina 1 van de medische gegevens. Deze verwarring ontstond door vervalste machtigingen. Klager overhandigde ter zitting diverse machtigingen. Uit de stukken 4A en 4B kan opgemaakt worden dat de machtiging van 14 juli 2017 vervalst werd. Klager tekende die machtiging niet. Op die machtiging werd tekst geplaatst die gekopieerd werd van de andere machtiging. Klager kon hierdoor geen fysiotherapie volgen. Daardoor verergerden zijn klachten. Later kreeg klager in een ander regime minder sportmomenten dan eerder, waardoor hij tot stilstand kwam en het herstel nog verder achterwege bleef. Klager moest de mogelijkheid geboden worden om zijn oefeningen uit te voeren. Bij sommige oefeningen kon en kan dat zonder begeleiding. Als hij maar de mogelijkheid had en heeft. Vervangende momenten en een uur begeleiding per week was ook goed geweest. Inmiddels doet hij zelf oefeningen die hij van de fysiotherapeut opgedragen krijgt. Nu doet hij twee keer in de week balansoefeningen in zijn cel en een keer per week krachttraining.

Namens de inrichtingsarts is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Bij het bespreken van de klacht was klager geagiteerd en ontstemd. De plaatsvervanger hoofd zorg zou volgens klager te laat zijn. Tijdens het gesprek werd klager gewezen op zijn onvriendelijke en onprettige wijze van communiceren. Hij stond niet open voor enige bemiddeling en gaf aan dat de orthopeed jaren geleden zei dat hij continue fysiotherapie moet krijgen. De werkwijze met betrekking tot het opmaken van de machtigingen voor fysiotherapie werd tevergeefs aan hem uitgelegd. Klager had recent een consult bij de orthopeed, maar de medische dienst is nog in afwachting van de schriftelijke terugkoppeling daarvan.

 

3.         De beoordeling

Klager kreeg fysiotherapiebehandeling in verband met knieletsel. In de stukken worden verschillende aantallen behandelingen genoemd. Klager gaf aan dat hij ongeveer 26 behandelingen heeft gehad. Hoe dit ook zij, het kan , afhankelijk van de problematiek, gerechtvaardigd zijn om op een gegeven moment te stoppen met fysiotherapie en het spontane beloop te evalueren. Klager wordt met regelmaat begeleid en krijgt de gelegenheid om zelf oefeningen te verrichten. Hij doet zelfstandig twee keer per week balansoefeningen en een keer per week onder begeleiding krachttraining. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, ds. K.M.P.A.M. Habryka en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 22 februari 2018

 

 

 

                       

 

 

 

 

           

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven