Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3657/GB, 5 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3657/GB

Betreft:            [klager]            datum: 5 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S, Cremers, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 19 januari 2018 door een lid van de Raad gehoord. Van dit horen is een verslag opgemaakt, dat aan klager en zijn raadsvrouw, alsmede aan de selectiefunctionaris is verzonden. Op 15 februari 2018 heeft de Raad een reactie van de selectiefunctionaris ontvangen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 25 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef sinds 11 oktober 2016 in de gevangenis van de locatie Roermond. Op 25 oktober 2017 is hij geplaatst in de EBI.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Aangevoerd is dat sprake zou zijn van voortgezet crimineel handelen in detentie. Klager zou blijkens een anonieme melding aan het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) via een bewaarder cash geld, XTC-pillen, hash, alcohol en telefoons naar binnen smokkelen. Gaat het hier om betrouwbare informatie? Klager is tot op heden hiervoor niet aangehouden dan wel anderszins penitentiair rechtelijk gesanctioneerd. Tot op de dag van de plaatsing in de EBI verbleef klager in het plusregime en zijn geen rapporten over hem opgemaakt. Klager wordt er tevens van beticht dat hij nog altijd opdrachten aan criminele contacten buiten de gevangenis zou geven. Ook dit betreft een niet op betrouwbaarheid te verifiëren anoniem bericht aan het GRIP. Ook ontkent klager iedere betrokkenheid bij de moord op de man wiens hoofd bij de [naam lounge] in Amsterdam is achtergelaten. Ook hier kan niet worden gesproken van betrouwbare en actuele informatie.

De laatste melding van liquidatiegevaar jegens klager zelf dateert van 24 februari 2016, hetgeen meer dan 20 maanden geleden is.

Klager ontkent niet dat er telefoons en een situatieschets van de luchtplaats bij hem zijn gevonden. Hij ontkent wel dat hij de opdrachtgever zou zijn geweest van de geplande vluchtpoging. Anderen hebben deze actie georganiseerd en hij had zich hierin niet moeten laten meeslepen.

Klager verzoekt tot gegrondverklaring van het beroep, nu uit de beslissing van de selectiefunctionaris niet dan wel onvoldoende blijkt van een eigen belangenafweging, de beslissing gebaseerd is op veelal onjuiste, onbetrouwbare en niet actuele (GRIP) informatie en hierdoor in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel en dus met de redelijkheid en billijkheid.

 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Ingevolge artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of: b.

bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

Aan het GRIP-rapport ontleent de selectiefunctionaris dat de liquidatiedreiging naar klager, alsmede het gevaar voor voortgezet crimineel handelen in detentie door klager onverminderd hoog is. Daarnaast is er voldoende informatie bekend over de vermoedelijke ontvluchting waarbij er gebruik zou worden gemaakt van een helikopter. Gelet op de informatie vanuit het selectieadvies en het GRIP-rapport concludeert de selectiefunctionaris dat het vluchtrisico als extreem moet worden aangemerkt. Klager kan niet alleen over geld, macht en middelen beschikken om een vluchtpoging te organiseren, maar een ontvluchting zou daarnaast een onaanvaardbaar risico vormen. Daarbij betrekt de selectiefunctionaris het delict waarvoor klager is veroordeeld, te weten deelname aan een liquidatie en het onderhouden van contacten in het conflict in de

Mocro-oorlog. Gelet hierop concludeert de selectiefunctionaris dat klager voldoet aan de criteria zoals genoemd onder a van artikel 6 van de Regeling en dat klager op grond daarvan in de EBI moet worden geplaatst, waar zijn gedragingen, uitlatingen en contacten optimaal kunnen worden gemonitord.  

 

4.         De beoordeling

4.1.      De EBI is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2.      Ingevolge artikel 6 van de Regeling kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of: b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3.      Artikel 26 van de Regeling noemt de voorwaarden die in acht dienen te worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4.      De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de stukken in het dossier en stelt op basis daarvan het navolgende vast. Klager ondergaat momenteel een gevangenisstraf wegens een geweldsdelict (deelname aan een liquidatie). Op 10 oktober 2017 heeft de politie de directeur van de locatie Roermond gewaarschuwd voor een ophanden zijnde helikopterkaping die mogelijk in verband kan worden gebracht met een ontvluchting. Op 11 oktober 2017 is het luchtmoment van klager onderbroken. Op dat moment droeg klager meerdere lagen kleding over elkaar heen en zijn er bij hem twee mobiele telefoons aangetroffen, waarvan één met ingebouwde stemvervormer. Vast is komen te staan dat met één van de aangetroffen mobiele telefoons een gesprek is gevoerd door de opdrachtgever van de vermoedelijke ophanden zijnde bevrijdingsactie. Daarnaast is bij een doorzoeking in de cel van klager een situatieschets van de luchtplaats van de locatie Roermond aangetroffen.

Het GRIP heeft, blijkens de rapportage van 17 oktober 2017, informatie ontvangen, waaronder de hiervoor genoemde informatie met betrekking tot de mogelijke ontvluchting van klager. Het GRIP adviseert – kort en zakelijk weergegeven – om klager in de EBI te plaatsen, omdat er sprake is van vluchtgevaar, liquidatiegevaar en voortgezet crimineel handelen. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een ontvluchting sprake zal zijn van een geschokte rechtsorde en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico.

De selectiefunctionaris mag uitgaan van de juistheid van de informatie in de GRIP-rapportage.

Van enige contra-indicatie is niet gebleken terwijl de hiervoor genoemde bevindingen met betrekking tot klager op 11 oktober als onweersproken en feitelijk vaststaan.

4.5.      De beroepscommissie acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voldoende aannemelijk dat een extreem gevaar voor ontvluchting is te duchten en dat sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, zodat klager voldoet aan het criterium voor plaatsing in de EBI zoals bedoeld in artikel 6, onder a, van de Regeling. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 5 maart 2018.

 

               

                                            

                 secretaris                                                                      voorzitter

 

 

 

 

Naar boven