Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3693/GA, 13 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3693/GA

betreft: [klager]            datum: 13 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur van  de p.i. Krimpen aan den IJssel liet weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Klager beklaagt zich erover dat hij geen arbeid kon verrichten en daarvoor geen compensatie heeft gekregen (IJ-2017-000576). Verder beklaagt hij zich over de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel vanwege fysiek geweld tegen een medegedetineerde en het uiten van verbale agressie naar een personeelslid (IJ-2017-000617).

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot het klacht IJ-2017-000576 als volgt toegelicht. Klager is niet opgeroepen voor de arbeid, want die was er toen niet.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt met betrekking tot het klacht IJ-2017-000617 als volgt toegelicht. Een gedetineerde tikte klager op zijn hoofd. Daarop reageerde klager niet. Vervolgens kwam de medegedetineerde naar klager en gaf hem een tik. Klager duwde hem weg in zijn gezicht. De medegedetineerde had geen letsel. Klager moest hierop naar zijn cel en kreeg rapport aangezegd. Daar werd hij boos om. Hij begon te schelden en te vloeken. Toen bewaarders dreigden met de isolatiecel, werkte klager mee. Klager stond met zijn gezicht naar de muur om geboeid te worden. Zijn benen werden uit elkaar getrapt. Hij had last van zijn knie, waardoor hij zijn benen niet ver uit elkaar kon zetten. Dat gaf hij ook te kennen; toch schopten de bewaarders zijn benen steeds verder uit elkaar. Daardoor viel hij en vervolgens werd hij mishandeld. Klager werd in zijn gezicht geslagen. Daarvan moest hij huilen. Hij vindt dat hij ten onrechte is gestraft, hoewel hij is mishandeld. 

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

IJ-2017-000576

De beroepscommissie overweegt het volgende. Bij structurele uitval van arbeid dient een compensatie aangeboden te worden in de zin van andere recreatie. In dit geval heeft de directeur andere recreatie aangeboden voor een dag dat klager geen arbeid kon verrichten. De directeur heeft dan ook aan zijn zorgplicht voldaan en de beroepscommissie zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren.

 

IJ-2017-000617

Op grond van artikel 51, eerste lid en onder a, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw (feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming) een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken opleggen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager een onenigheid had met een medegedetineerde, waarna hij een rapport aangezegd kreeg. Daar reageerde hij boos op. Hij begon te vloeken en te schelden. Toen gedreigd werd met de isolatiecel, werkte klager mee. Op dat moment verstoorde klager de orde en veiligheid in de inrichting al. Om die reden acht de beroepscommissie het niet onredelijk dat hem een disciplinaire straf is opgelegd. De beroepscommissie kan zich voorstellen dat het onrechtvaardig voor klager aandoet, nu hij zegt mishandeld te zijn. Daarvan blijkt echter niets uit de voor de beroepscommissie beschikbare informatie. Dat hij is mishandeld, kan daarom niet worden aangenomen.

Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals-Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 13 maart 2018

 

 

           

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven