Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2604/GA, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/2604/GA

betreft: [klager]            datum: 14 maart 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, is gehoord de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsman mr. W.K. Cheng heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de interne overplaatsing en de opgelegde disciplinaire straf d.d.

13 maart 2017 van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werkte niet mee aan de overplaatsing, omdat zijn veiligheid in het geding zou komen. Op de betreffende afdeling zitten veel vijanden van klager. Klager besprak dit met de medewerkers van de p.i., maar er werd geen rekening gehouden met zijn belangen en veiligheid. Bovendien kon op die manier de orde en veiligheid in de p.i. niet gewaarborgd worden. Verder is er geen redelijk belang voor een overplaatsing. Zo zijn er medegedetineerden die op rood staan vanwege het aanwezig  hebben van harddrugs, maar die worden niet overgeplaatst.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef op de afdeling ISD. Daar wordt een onderscheid gemaakt tussen gang J en gang K. Op J zitten de gedetineerden die tegendraads zijn en op K hebben de gedetineerden meer privileges. Er werd onderzoek verricht naar de eventuele vijanden van klager op de betreffende afdeling. Daar bleek echter niets van. Klager werd uiteindelijk ook daadwerkelijk overgeplaatst. Er gebeurde niets. Het opleggen van de disciplinaire straf voor de duur van zeven dagen is opgelegd als pressiemiddel. Aan klager werd medegedeeld dat die straf niet zou worden opgelegd, indien hij meewerkte. 

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 5, derde lid van de Pbw kan een directeur gedetineerden bevelen geven in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid van de inrichting of een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Volgen gedetineerden een bevel niet op dan kan een disciplinaire straf opgelegd worden.

Op grond van artikel 51, eerste lid en onder a, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw (feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming) een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken.

Klager geeft aan dat hij niet overgeplaatst wilde worden vanwege gevaar voor zijn veiligheid. De directeur deed onderzoek naar dat gevaar. Uit dat onderzoek bleek niet van een gevaar. Vervolgens werd klager overgeplaatst. Er gebeurde op de nieuwe afdeling niets met hem. Door het uitvoeren van een onderzoek voldeed de directeur aan zijn zorgplicht. Omdat klager niet meewerkte aan het opgegeven bevel tot overplaatsing kreeg hij een disciplinaire straf opgelegd. Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat de straf als pressiemiddel is opgelegd. In de Pbw is naar het oordeel van de beroepscommissie niet voorzien in de mogelijkheid om een gedetineerde af te zonderen louter om hem te dwingen akkoord te gaan met een overplaatsing. Zoals hierboven aangegeven kan een dergelijke straf wel opgelegd worden, nu klager weigert mee te werken aan een opdracht van het personeel.

Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ kan bij niet meewerken door een gedetineerde na een corrigerend gesprek en een waarschuwing een disciplinaire straf worden opgelegd van drie dagen eigen cel. De beroepscommissie is van oordeel dat het bepalen van de hoogte van een disciplinaire straf tot de discretionaire bevoegdheid van de directeur behoort. De beklagcommissie dient de opgelegde straf slechts marginaal te toetsen. Alleen daar waar sprake is van kennelijk onredelijke bestraffing, dient de beklagcommissie in te grijpen. De vraag die in het onderhavige geval beantwoording behoeft, is of de directeur, zoals de beklagcommissie meent, in voor klager ongunstige zin van de Sanctiekaart 2016 is afgeweken. Dat is hier het geval. Klager kreeg een disciplinaire straf voor de duur van zeven dagen opgelegd. Uit de stukken blijkt niet waarom in dit geval fors werd afgeweken. De directeur motiveert deze beslissing niet.

Het beroep van klager zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht gelet op de duur van de overschrijding termen aanwezig om een tegemoetkoming van €40,= toe te kennen aan klager.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 14 maart 2018

 

           

 

           

 

 

 

           

 

 

                           secretaris                                                          voorzitter

 

 

 

 

Naar boven