Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0664/GM, 11 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          18/664/GM

betreft: [klager]            datum: 11 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 februari 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsvrouw mr. H. Cremers. Klager en de inrichtingsarts zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het bemiddelingsverslag van 7 februari 2018 en het beroep van 22 februari 2018, betreft het geen doorgang vinden van een controlebezoek aan een specialist van het VUMC dat op 11 oktober 2017 zou plaatsvinden.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De advocaat geeft desgevraagd aan dat het beroep enkel is toegespitst op het geen doorgang vinden van het controlebezoek op 11 oktober 2017. Desondanks hoopt zij dat zij het beroep thans nog wel kan verbreden. Vanwege haar eigen persoonlijke gezondheidsproblemen stuurde zij geen aanvullende gronden op. De kern van het beroep ziet erop dat er sprake is van een gebrekkige medische behandeling. Dit komt onder andere door meervoudige annuleringen van consulten van specialisten. Drie keer ging een consult niet door, omdat de medische dienst klager zijn medicatie in de ochtend om acht uur verstrekte. Klager hoorde pas daarna dat hij op transport moest vanwege een consult.  Een keer ging een consult niet door, omdat het juiste vervoer niet klaar stond. Het lag dus niet aan klager dat de consulten niet door konden gaan. De medische dienst handelde foutief door hem de medicatie te verstrekken terwijl zij wisten dat klager die dag op controle moest gaan. Bovendien wordt inmiddels dikgedrukt in het medisch dossier van klager vermeld dat de medicatie vanwege een controle afspraak in het ziekenhuis niet verstrekt moet worden. Daarnaast blijkt dat de operatie aan de tumor pas heel laat plaatsvindt. Klager voelde zich angstig, gefrustreerd en boos. Hij was bang dat hij zijn kleinkinderen niet zou zien opgroeien. Ook was hij bang dat de tumor uitgezaaid zou zijn.  In het geval van klager dient extra zorgvuldig opgetreden te worden, nu hij een hersenbloeding heeft gehad in 2015. Hij is daardoor warrig. Bovendien heeft hij een hoge bloeddruk. Het medisch handelen is veelvuldig onzorgvuldig en onverschillig geweest. De beginselen van goede bejegening zijn geschonden. Op grond van het equivalentiebeginsel hoort het niveau van de medische zorg en andere hulpverlening gelijkwaardig te zijn aan de zorg in de vrije maatschappij. Er moet sprake zijn van toegang tot adequate zorg, vertrouwelijkheid van medische gegevens en professionele onafhankelijkheid van het medische personeel. Daar werd niet aan voldaan. Verzocht wordt om gegrond verklaring en een passende compensatie die aansluit bij een civiele schadevergoeding die verstrekt wordt bij geconstateerd inadequaat medisch handelen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet verder toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Onverhoopt is er iets misgegaan in de correspondentie waardoor het medisch dossier niet aan klagers advocaat werd verstrekt en kennelijk niet op klagers beklagen werd gereageerd. Het medisch dossier werd alsnog verstrekt. Verder kwam klager regelmatig zijn ziekenhuisafspraken niet na vanwege verschillende redenen.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat de gronden van het beroep niet voor het eerst ter zitting uitgebreid kunnen worden. In dit geval heeft de advocaat in het beroepschrift van 22 februari 2018 aangekondigd dat het een beroep betreft op nader aan te voeren gronden en zijn die nadere gronden in de periode daarna tot aan de zitting op 25 september 2018 niet nader opgegeven. Hoe begrijpelijk de persoonlijke redenen voor het uitblijven van de aanvullende gronden ook kunnen zijn, niet gebleken is dat het onmogelijk is geweest die nadere gronden tijdig schriftelijk voor de zitting aan te (laten) voeren. Alle procespartijen moeten vóór de zitting kunnen uitgaan van de gronden die voordien schriftelijk zijn  aangevoerd. De beroepscommissie stelt dan ook vast dat het beroep uitsluitend ziet op een controlebezoek van het VUMC dat op 11 oktober 2017.

Als onweersproken stelt de beroepscommissie vast dat het bezoek van 11 oktober 2017 niet doorging, doordat de medische dienst klager medicatie verschafte de ochtend van het bezoek. Klager wist op dat moment niet dat hij op controlebezoek naar het ziekenhuis moest en slikte de medicatie. Klager hoorde pas dat hij een controle afspraak had na het slikken van de medicatie. De medische dienst wist wel dat klager diezelfde dag een controleafspraak had en dus nuchter moest zijn. De medische dienst had dan ook moeten voorkomen dat klager die ochtend zijn medicatie slikte en er op moeten toezien dat klager nuchter naar zijn controle afspraak kon gaan.  De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van een nader te noemen bedrag worden toegekend. Nu dit geen schadevergoeding betreft, maar enkel een tegemoetkoming voor ondervonden nadeel, zal dit niet kunnen aansluiten bij de hoogte van eventuele civiele schadevergoedingen.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 11 oktober 2018

 

 

                                   secretaris                                        voorzitter

Naar boven