Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2762/GA, 14 maart 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

nummer:          17/2762/GA

betreft: [klager]            datum: 14 maart 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift door

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2017, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en de heer [plaatsvervangend vestigingsdirecteur], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de schending van de zorgplicht als bedoeld in artikel 42 van de Pbw en de weigering van de directeur te beslissen, als bedoeld in artikel 60, tweede lid van de Pbw.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ging in eerste instantie naar de tandarts, omdat hij mogelijk een prothese of een re brace nodig had. Klager gaf aan dat hij daar, gelet op zijn TBS-maatregel recht op heeft. De tandarts gaf destijds aan dat hij daarop terug zou komen. Daarna kreeg klager last van zijn kies. Hij vroeg meerdere keren bezoek bij de tandarts aan. Ongeveer een maand later ,na de eerste aanvraag, 30 mei 2017, ging klager in verband met die pijnklachten naar de tandarts. Eenmaal daar werd er niet gekeken naar klagers pijnklachten. De tandarts gaf meteen aan dat de klager geen prothese kreeg, nu hij daar geen recht op heeft, gelet op zijn preventieve hechtenis. Er ontstond een discussie tussen de tandarts en klager. Klager moest vervolgens weg, waarop klager zijn frustratie in termen van ‘die idioot’ uitte bij een bewaarder. Nu behandeling van de pijnklachten uitbleef, verzocht klager aan de directeur om alsnog geholpen te worden aan zijn pijnklachten. Dat gebeurde niet, maar had wel gemoeten. Klager overhandigde ter onderbouwing van zijn verhaal medische stukken. 

 

De plaatsvervangend vestigingsdirecteur verklaarde ter zitting dat klager preventief gehecht zat. Daarna kwam hij vrij en belandde hij in de p.i. op basis van een preventieve hechtenis. Op dat moment vroeg klager een prothese aan. Klager had toen nog geen last van pijnklachten. In het geval van een preventieve hechtenis hebben gedetineerden geen recht op een prothese. Na verloop van tijd verbleef klager in de p.i. vanwege een opgelegde TBS maatregel. Toen klager op 30 mei 2017 bij de tandarts kwam, had klager wel TBS. Daar was de tandarts nog niet van op de hoogte. Daardoor ontstond een discussie. Klager schold de tandarts daarbij uit. De directeur gaf bij de medische dienst aan dat klager en de tandarts met elkaar in gesprek moesten gaan om de lucht te klaren. Hij weet niet of dat ook daadwerkelijk is gebeurd.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie overweegt als volgt.

Uit het behandelde ter zitting maakt de beroepscommissie op dat de klacht ziet op het volgende. Klager had pijn aan zijn kies en wilde daaraan behandeld worden tijdens de afspraak op 30 mei 2017. Echter tijdens die afspraak ontstond een discussie tussen klager en de tandarts met betrekking tot een eerdere aanvraag voor een prothese door klager in verband met andere klachten aan zijn gebit. Deze aanvraag is door de tandarts afgewezen en in de daarop volgende discussie heeft klager de tandarts beledigd. Klager is toen niet verder behandeld. Klager heeft vervolgens de directeur verzocht alsnog door de tandarts geholpen te worden in verband met zijn pijnklachten. Op dit verzoek is geen reactie gekomen.

Aan de orde is de beantwoording van de vraag of de directeur aan zijn zorgplicht jegens klager heeft voldaan. Klager heeft recht op verzorging door een arts. Die zorgplicht bestaat eruit dat klager in de gelegenheid gesteld moet worden met zijn medische klachten een arts te bezoeken en dat een voorgeschreven behandeling ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden.

De directeur meldde ter zitting dat hij bij de medische dienst heeft aangegeven dat met klager in gesprek gegaan moest worden om de verhoudingen te herstellen. Uit een medisch uittreksel dat klager ter zitting overhandigde, volgt dat klager een gesprek met de tandarts niet zag zitten. Verder blijkt uit dat uittreksel dat klager kort na 30 mei 2017 medicatie voorgeschreven kreeg in verband met pijnklachten aan zijn kies. Namelijk op 3 juni 2017. Die medicatie kon hij ook daadwerkelijk innemen.

Gelet op voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur het mogelijk maakte voor klager om naar de tandarts te laten gaan en dat hij de voorgeschreven behandeling kon volgen. De directeur heeft dan ook voldaan aan zijn zorgplicht.

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 14 maart 2018

 

           

 

           

 

 

 

           

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven